over        index        theorie      IDEE van een EILAND

Wespennest

Na een droomweekend in de regen, bevond ik mij weer eens in de stiltecoupe.

STILTE [S] SILENCE

Het is daar allesbehalve stil natuurlijk, zeker in vergelijking met mijn zondag. En dan bedoel ik niet het gefluister, of een ingehouden lach. Het zijn de geluiden van de trein, van kranten, paperassen, open- en dichtritsende tassen, getik op een toetsenbord, een trillende smartfoon, gesnotter, krakende snoepzakjes, diepe zuchten, vooral veel diepe zuchten, en af en toe een omroepbericht dat te zacht is om te kunnen verstaan, maar te hard om te kunnen negeren.

Vannacht werd ik wakker uit een droom waarin ik door wespen werd bezocht, en hoorde toen heel in de verte zoemende geluiden, waarschijnlijk werd er ergens aan het spoor of aan de weg gewerkt. In mijn halfdove oor waarin alles suist en piept, klinkt alles al snel vreemd; ik kan soms ook niet bepalen van welke kant het geluid komt.

(“Van links, Mulder, de kogel komt van links!”
"Fuck. Off.")

Mijn laatste kat, Kattengod hebbe haar ziel, had precies hetzelfde euvel. Op een dag kwam er een straaljager over, en allebei doken we in elkaar (de kat spreidde haar poten over de vloer om zich schrap te zetten). Het leek alsof het geluid overal was, we wisten niet waar het vandaan kwam en waar het heen ging.

Door het zoemende, wesperige geluid van vannacht, dacht ik eerst aan een hele dikke mug, maar het bleef maar op één plek, buiten. Ik spitste mijn oren zoveel als dat mogelijk is. Ik geloof dat mijn andere oor compenseert voor het dove – zodoende hoor ik geluiden verder weg vaak beter dan de gemiddelde mens. Maar ook weer niet altijd. Het is raar, en waarschijnlijk ben ik buitenaards, of in ieder geval veel buitenaardser dan jullie, maar vannacht spitste ik mijn oren en hoorde stemmen. Niet in mijn hoofd, maar buiten. Ik hoorde iemand gillen, ergens, ver weg. Een vrouw, een kind? Ik probeerde me te concentreren op alle geluiden, en even leek het alsof ik alle stemmen van alle mensen in Klotestad opving met mijn oorantenne. Een kakafonie van murmelende, zeurende, jankende, pratende, babbelende, fluisterende stemmen. Het waren er zoveel. Het was zo benauwend, beangstigend.

Ik zag hoe we met z’n allen op deze verdomde aardkloot zitten opgesloten onder een laagje ozon. We worden er meer en meer, we worden gekker en gekker, en er komt maar geen fucking einde aan. Nooit. Nou ja, totdat het ozonlaagje op is natuurlijk. Wedden dat we dan alweer uitgezwermd zijn naar andere planeten? Misschien helpt het, wat meer verspreiding, niet meer met z’n allen op zo’n klotekluitje op elkaar gepropt. Worden we wat minder gek, vooral van elkaar.

Zoals mijn collega AN837 bij de biK (bibliotheek Klotestad, voor wie dat nog niet wist). Zij vindt alles raar. Vooral mij. En alles wat ik doe, draag, volgens haar denk, zeg, vraag.
Zou ze ook last van wespen hebben? Maar dan niet in de vorm van een slijptol ergens langs de rails, maar in haar eigen hoofd? Is ze zelf een wesp?

*wespenval googelt*

Collega LM141 vertelde mij vanochtend over de harkwesp, die hij had gefilmd, terwijl het beestje zijn eigen holletje, waar hij eitjes had gelegd, dichtharkte met zand. Het zag er erg interessant en leuk ook uit, op film. Maar IRL vind ik het wat minder leuk, en ben ik vrij snel geneigd het diertje te pletten met wat ik maar kan vinden. Als-ie niet vanzelf weggaat, dat is, want die kans geef ik hem, echt, ze nemen hem alleen nooit. Klotebeesten.

DateTime: 2017 aug 17, 18:21 CET
Auteur: Mulder

Tags:
 forenzen 
 wespen 
 roddels 
Namenregister:
 AN837 
 biK 
 LM141 
Categorieën:
 Verhalen:Wespennest 

© 2023 hannah celsius