HQ Apenrots
Tegen de verstedelijking van het hersengebied.
Waar de waanzin ligt is een weg. En de wil is ver te zoeken. Ik zocht in alle krochten.
Geen uithoek was mij te ver.
En zie, overal ligt het op de loer.
Gebouwenziekte. Kantorenkolder. Poldermanie.
En tussendoor dat gekronkel en gekonkel, het godsamme eeuwige gebazel en geneuzel over document zus en notitie zo. Géén tijd, meneren, géén tijd was zo voor u als de onze. Ik had u liever in de oertijd gezien. Hoe zou u rondgescharreld hebben, met haar tot op uwe konten, vlooien management op de apenrots.
Kantoorzeur.
Alles weet u beter, álles. Zelfs de dingen waar u geen bal verstand van heeft, weet u beter.
Godbetert.
Ubetert als het godverdomme aan u ligt.
Dagenlang sta ik hier al, te praten, te roepen om aandacht, uw aandacht, wiens aandacht dan ook. Maar nee. Niemand thuis. Geen gehoor. Mijn lippen bloeden, mijn tong weigert steeds vaker, mijn kaken verlammen.
Mijn spraakwater is bijna op. Maar op mijn knieën zult u mij niet vinden. Nog liever sterf ik dan te smeken om wat drinken.
Ik droom van wijn. Van bier. Van water. Wijwater. Water bij de wijn. Druivensap.
Nee! Nee! Ik vraag u niets. Ik draag mijn lot.
Maar kijk uit. Kijk achter u. Naast u. Voor u.
Verwacht het.
Nu.
Straks.
In uw slaap waarschijnlijk. Heel zacht. Heel stil. Maar het komt.
U weet dat.