Een screenshot van het laatste deel van mijn cv.
Naar aanleiding van bovenstaande stukje uit mijn cv, kreeg ik vele verzoeken om toch eens te vertellen over die bakkerskar. Goed dan.
Toen ik een jaar of 6,7 was, woonde ik in deze straat, die onlangs nog in het nieuws kwam vanwege een rij omgewaaide bomen.
"Mijn" huis geheel extreem links. Foto: Pieter Perquin AKA Perquisite voor NOS 2023
In de tijd dat deze bomen nog rechtop stonden (ik heb het opgezocht: ten tijde van omwaaien waren ze een paar jaar over de 70, en ik ben 60), kwamen de meeste winkeliers met hun wagens of karren aan de deur. De SRV-man bijvoorbeeld; de kruidenierszaak zat schuin tegenover ons huis, ik droom er nog weleens over. De eierboer, waar iedereen een soort angst voor had. Het was een oudere man met wilde haren, en hij had een zoon, die al even angstaanjagend was. Soms kwamen ze langs als de eieren nog niet op waren, en dan bleef vader of zoon aan de deur staan. Wij verstopten ons dan achter de bank, en dan riep hij: "Ik zie jullie wel hoor!" voor het raam.
Dan was er de kolenkar, maar dat was voor mij van korte duur, toen we overgingen op centrale verwarming; de schillenboer kwam ook langs, voor de aardappel- en andere etensresten, dat werd als veevoer gebruikt. Ik voel me nu echt eeuwenoud. Terwijl, dit was eind jaren zestig. De schillenboer had een speciale schillenboerroep, ik weet niet meer hoe dat ging. De visboer kwam ook langs, die riep ook weer iets op een bepaalde manier. De scharensliep, dat was ook nog een ding toen, dan kon je je messen en scharen laten slijpen, ter plekke. Reuze handig! Waarom is dat allemaal niet meer?
De groentenboer was er natuurlijk, die zie je trouwens nog steeds wel hier en daar. En dan was er dus: de bakker.
Onze bakker had zo'n driewiel bestelwagen. Ik was gek op auto's. Voornamelijk om in te zitten, eigenlijk. Ik wilde dolgraag zelf autorijden. In de Citroën DS van mijn vader mocht ik soms aan het stuur zitten, als die stilstond uiteraard, gewoon op de parkeerplek voor het huis. Dan speelde ik dat ik op autovakantie ging.
En zo was er dus de bakkerskar. Ik vond het prachtig, het geluid, en maar dus dan vooral het idee dat ik dat zou kunnen besturen, net zoals de bakker. En dat ik dan een bakkertje was, zoiets. Dat leek me geweldig. De bakker vond dat blijkbaar schattig, en dus mocht ik mee op de bakkerskar. We waren nog maar net op pad, in de eerste zijstraat, en de bakker stopte om een bestelling af te leveren. Voordat hij het voertuig verliet, zei hij dat ik niet aan de rode knop mocht komen. Okee. Ik had natuurlijk wel opgelet hoe het ding ging rijden. Met de rode knop, dus ik snapte wel dat ik daar niet aan mocht komen.
Nou ben ik autistisch, en al wist men dat toen nog niet, nu weet ik het wel, en met terugwerkende kracht snap ik nu wel waarom ik deed wat ik deed.
Ik zat braaf te wachten op de bakkersseat van de bakkerskar, de bakker kwam teruggelopen van de klant, en in een soort baldadigheid riep hij naar mij iets als: "Okee, we kunnen weer" of misschien iets met een gebaar, ik weet het niet meer. Maar íets gaf mij het idee, dat hij zei dat ik de kar moest aanzetten, dus drukte ik op de rode knop.... en de kar reed - niet heel hard - naar voren.
Waar een auto geparkeerd stond. De bakker ("NEE! NEE!") rende naar de kar en dook voor mij langs naar binnen om het te stoppen, dat ging niet meteen natuurlijk, en dus was de kar tegen de auto aangereden. Het was niet erg, er was zover ik me kan herinneren geen schade, maar de bakker was laaiend en ik werd (huilend) weggestuurd.
Tot zover de bakkerscarrière.
Ook met het autorijden kwam het nooit meer goed. Op mijn 18e nam ik rijlessen, en hoewel ik kon rijden, technisch gezien, was er een beetje een probleem met mijn focus. Zo reed ik tijdens het examen bijna een paar fietsers rechts van mij aan, omdat de examinator mij wees op een mooie boot op links. Meer rijlessen hadden niet zoveel zin, ik ben gewoon niet goed in het doen van meerdere dingen tegelijk. Wel zonde van al die dure rijlessen. Maar hee: ik kan op zich wel autorijden, dus in geval van uiterste nood zou het ook nog moeten lukken, daar troost ik mij dan maar mee.
Maar van al die mooie autodromen is weinig meer over.
De Citroën DS van mijn vader reed hij in de prak in een sloot, omdat hij in slaap was gevallen achter het stuur. Daarna hadden we een groene Fort Taunus stationwagon, waarin we vele vakanties hebben rondgereisd door België, Frankrijk en Duitsland. Iets als autogordels waren er geloof ik nog niet, of alleen voorin, en wij kinderen mochten om beurten in de achterbak. Dat was heel prettig, dan kon je een beetje met een kussen en op wat dekens tussen de koffers en tassen hangen, en de wereld trok dan op een heel andere manier aan je voorbij.
Hij was opticien, en had een opvallende, grote roze bril van kunststof op de auto - als we op vakantie gingen, haalde hij die er wel af natuurlijk. Blijkbaar heeft hij die ooit bij het vuilnis gezet, want jaren later en nu alweer jaren geleden, was ik eens bij de tandarts, en las ik in een tijdschrift een stukje over een paar hippe mensen, die eenzelfde roze bril gevonden hadden, en in hun hippe huis hadden gezet. Ze hadden geen idee waar het vandaag kwam, maar en iedereen vond het gewéldig! Ik heb nooit kunnen achterhalen wie of wat dat waren, ik moest een wortelkanaalbehandeling en was het straal vergeten mee te nemen of uit te scheuren of wat dan ook. En nu pas bedenk ik, dat het gewoon een giant queer bril was!
Verder zijn auto's natuurlijk gewoon kut, ze verpesten onze woonomgevingen.
DatumTijd: 2023 july 15, 12:38 CET
Auteur: Mulder
Tags:
autisme
auto
bakkerskar
bomen
kinderjaren
opticiën
rijbewijs
roze bril
vader
vakantie
Namenregister:
D4-101
Perquisite
Categorieën:
Verhalen: Hoe zat dat nou met die bakkerskar, Celsie?