over        index        theorie      webshop

Balkonscènes   english

Het moet begin 2018 zijn geweest, februari, maart misschien. Oktober 2017 was ik heel erg ziek geworden van een hoop stress en gedoe, en het duurde maanden voordat ik zonder stok kon lopen weer, en weer wat verder de buurt uit kon voor de boodschappen. Ik was in een supermarkt één buurt verderop, en stond te twijfelen over wat ik zou gaan eten en kopen. Op zeker moment liep er een groepje bomige jongemannen in strak sporttenue naar binnen, en terwijl ik nog liep te twijfelen tussen appels of peren, werd ik omring door atletische lijven en hun lachen en praten. Ik voelde me wat verlegen tussen al die jeugdige knapheid, en schuifelde voorzichtig tussen hen door.

Niet ongebruikelijk, zo’n scene, maar er gebeurde iets opzienbarends: een gevoel van heftige genegenheid, liefde misschien zelfs, drong zich aan mij op. En dat kwam niet uit mijzelf; ik kende ze niet, en ondanks dat het stuk voor stuk knappe jongens waren, was er geen haar op mijn hoofd die aan een relatie of seks dacht. Het leek alsof zij mij wilden beschermen, of dat er een soort verliefdheid naar mij was. Maar hoe kon dat?

Zo snel als dat ze binnen waren, waren ze ook weer weg, en ik baande mij een weg tussen de boodschappen en klanten en buiten, een drukke stad waar je voor van alles en nog wat moet opletten (zeker als je mij bent). Pas toen ik weer thuis was, kon ik het enigszins verwerken, maar nog steeds begreep ik niet wat het precies geweest was. Het enige dat ik me kon voorstellen, was dat ik onbewust wilde dat ze mij zouden beschermen, tegelijkertijd vond ik dat ook wel erg uit de koude grond getrokken. Het gevoel gleed van me af, en verdween in alledaagsheden.


Ik woonde in een complex van sociale huurwoningen in Zuid, onze gevel had monumentale waarde. Aan de overkant stond een nogal afzichtelijk appartementencomplex met redelijk hoge huren. Ongetwijfeld was het daarbinnen groter dan bij ons, en zij hadden het mooie uitzicht (onze gevel), terwijl wij met de goedkopere huren aan moesten kijken tegen de zinloze architectuur, én de balkons van deze duidelijk rijkere stadsgenoten. Recht tegenover me woonde een vrijgezelle man, die met enige regelmaat feestjes gaf, en er een horde mannen op het balkon stond, en ik hoorde ze weleens iets over mij zeggen en in gelach uitbarsten, zodat ik daarna, als ik weer eens feestaanzet op het balkon dacht waar te nemen, de gordijnen alvast sloot.

Verder was er een buurman van een eind verderop in mijn huurcomplex, die ik ervan verdacht af en toe ‘s nachts bij me aan te bellen. Hij had wat escapades gemaakt, ik had toen hij te opdringerig werd hem vriendelijk doch resoluut afgewezen, (hij had aan de overkant staan staren naar mijn raam – een andere buurman had hem weggestuurd; ook had hij me eens proberen vast te pakken) en dat nam hij me duidelijk niet in dank af. Ten eerste begon hij zijn nood te klagen bij mijn buren, zodat ik al snel beroddeld werd met de tekst dat mannen voor mij moesten oppassen, want ik zou iedereen het hoofd op hol brengen, en ze dan laten zitten. Dat was al een vrij vervelende situatie, ook omdat als ik hem tegenkwam op straat, hij met een van woede verwrongen gezicht overstak. Ik was wel eens bang, dat hij me iets zou aandoen.
Dan was er nog een andere buurman, ook van een stukje verder, die als we elkaar tegenkwamen, en ik hem vriendelijk gedag zei, mij enkel aanstaarde, maar nooit iets zei. Ook als hij buiten bij zijn huis stond, en mij in de verte aan zag komen lopen, stopte hij met wat-ie aan het doen was, en bleef naar me staren. Deze hield zich ook nog wel eens op aan de overkant; voordat ik door kreeg dat hij dat was, heb ik nog wel eens gedacht dat ik door de sociale dienst in de gaten werd gehouden.

En er was een periode dat ik door een winkelier, even verderop op de hoek, werd uitgescholden als ik daar langsliep. Geen idee waarom, ik kende de man niet; misschien dat hij me ooit een keer gedag had gezegd, en ik niets terug zei; ik ben bijna doof aan één oor, en het gebeurt me wel vaker, dat ik mensen niet hoor – door langsrijdend verkeer valt heel veel geluid weg. Op de één of andere manier zijn dat dan altijd mannen, die menen dat ik hun iets verschuldigd ben. Zo liep ik eens langs een bloemenkraam, er stonden een paar mannen te praten en ik voelde dat ze naar me keken, maar dat voel ik heel vaak waar ik ook ben – toen ik een eindje verder was, hoorde ik opeens één van hen boos roepen: “Je mag wel wat terugzeggen hoor!”. Ik reageerde niet. Gewoon doorlopen, is mijn devies… geworden. Dit was dan nog een vrij milde situatie, ik heb er ergere meegemaakt. Ook heb ik al een aantal keer gehad, dat ik wél vriendelijk gedag zei, en werd ik daarna uitgescholden, (hoer, kech, dat soort uitlatingen) uiteraard ook weer pas nadat ik een stuk verder liep. Of die keer, dat een oude man me gedag zei (hij liep aan de kant van mijn goede oor) ik zei vriendelijk gedag terug, maar hij bleek nog dover dan ik – en ja hoor, daar begon het gescheld alweer: kutwijf, je mag wel wat terugzeggen hoor!

Kwezels. Mannen zijn kwezels.


U begrijpt nu vast, dat ik niet echt in de mood was voor vaagheden en gedoe.
En wat gebeurt er dan? Vaagheden en Gedoe.

Het was enige tijd na het supermarktgebeuren, dat ik op dat moment compleet vergeten was. ‘s Avonds laat, ik zat toen vaak aan de eettafel te tekenen – ik hoorde wat gejoel aan de overkant, en iemand die riep ‘Matthew, moet je niet naar je liefje zwaaien!’ en mijn toverwater roerde zich: ging dit over mij?

Het is moeilijk om uit te leggen: het heeft veel te maken met mijn autisme, ik voel dingen, ik zie en hoor soms dingen die andere mensen niet opvalt, kleine details en gebaren, hoe mensen soms dingen zeggen: ik zie, hoor, en voel dat allemaal. Overigens, voor wie nu denkt: maar je bent toch half doof... ook dat is wat genuanceerder dan je denkt. Door één oor komt alles raar gescrambled binnen, mijn andere oor lijkt dat te compenseren: soms hoor ik dingen die mensen met een (ogenschijnlijk) goed werkend gehoor niet horen. Ook heb ik in sommige situaties een vreemde gave om op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn: dan hoor ik mensen dingen zeggen die niet voor mijn oren bedoeld waren. Of ze hadden er maling aan, dat ik het zou kunnen horen. Of men dácht, dat ik het toch niet zou kunnen horen. En in sommige gevallen, kon ik mij niet aan de indruk onttrekken, dat het juist de bedoeling was dat ik het zou horen.
Tip: als je niet wilt dat iemand iets hoort, zeg het dan gewoon niet.
Natuurlijk zijn er ook dingen die mij ontgaan, ik ben geen supermens en kan niet alles. Integendeel. Maar door de jaren heen heb ik veel gezien en meegemaakt, en mij vallen gewoon bepaalde dingen op. Ik kan dat onmogelijk allemaal beschrijven.
Wat ik kut vind, is dat veel mensen dat dan labelen als: dat zijn aannames. Maar dat zijn het dus niet. Het zijn kleine feitjes, die tesamen één geheel vormen, en altijd check ik dingen, en bijna altijd gebeurt er vaak iets, waardoor ik het kán checken, naderhand. Het is ook vaak de combinatie van omstandigheden, die feitjes… Misschien moet ik dat eens apart uit proberen te leggen. Het is.... ingewikkeld.

Ook door andere gebeurtenisjes, kwam ik er al snel achter dat deze Matthew schuin aan de overkant woonde (dus niet de balkonfeestjesman), op de bovenste verdieping van dat lelijke gebouw, en dat hij verliefd op mij was. Ik zag hem een keer staan, op het balkon, hij had net de plantjes water gegeven, en nu stond hij daar, hij keek naar mijn huis, met zijn armen stevig om zijn ontblote bovenlijf geslagen. Het had wel iets liefs, misschien.

[tekst loopt door onder afbeelding]
Uitzicht op het appartementengebouw aan de overkant, op een mistige ochtend, op de achtergrond is een groter gebouw zichtbaar. SKLOG 20130830_07u58_Amsterdam

Een ander probleempje: ik heb wat moeite met het herkennen van mensen. Zo ook met Matthew. Ik kwam hem eens tegen in onze straat, maar ik wist niet zeker of hij het was. Hij zei niets, dus ik zei ook maar niets. En achteraf zijn er een paar keer geweest, in verschillende winkels. Eén keer zei hij mij gedag, maar dat was dus precies zo’n moment, dat ik hem niet herkende – we hadden nog nooit een woord gesproken, ik had hem alleen in de verte gezien, en op dat moment dacht ik: knappe jongen, en ik keek achter me om te zien tegen wie hij het had. Ik dacht dat hij het tegen iemand anders had, ik vond het echt zo vreemd.

Nu is er nóg iets dat met mijn autisme te maken heeft: mensen die ik niet persoonlijk en meerdere keren heb gesproken, herken ik bijna niet. Zeker niet als dat in een andere setting is. En voor mij is een setting al op heel kleine details anders, dus de kans is vrij groot, dat als ik jou één keer heb ontmoet, ik je daarna dan waarschijnlijk niet meteen herken, of twijfel. Daarbij ben ik ook nog eens heel onzeker door alles wat ik heb meegemaakt, en als iemand iets tegen me zegt of zwaait, denk ik eigenlijk standaard: is dat wel voor mij bedoeld, en zal eerst achter me kijken. Ook weer zo’n ding, dat moeilijk uit te leggen is. En me ook al meerdere keren boze mensen heeft opgeleverd. Mensen denken dat ik expres niets zeg, terwijl ik koortsachtig bezig ben me te oriënteren op de omgeving, op mezelf en allerlei dingen, en dan ook nog eens een vrij onbekende mens moet zien te plaatsen in dat alles: dat is vaak nogal lastig. En op het moment zelf uitleggen gaat al helemaal niet: mensen zijn vaak in beweging, en voordat ik het door heb, zijn ze alweer weg, of ik ben zelf alweer weg.

Pas dagen later eigenlijk, besefte ik mij dat hij het geweest moest zijn. Ik vond dat echt kut, maar ja…. Wat moest ik doen?
Af en toe ving ik flarden van gesprekken op. Ik kreeg de indruk dat hij heel erg met mij bezig was, maar ik vraag me nog steeds af, waarom hij niet bij me langs durfde te komen. Hij wist waar ik woonde. Eén keer hoorde ik hem zelfs tegen iemand bekennen, dat hij bij mijn deur was geweest, of hij ook had aangebeld dat weet ik niet. Misschien was hij wel degene, die ‘s nachts aanbelde, en wiens flipflops ik hoorde tijdens zijn wegvluchten de portiektrap af. Ik vond het vrij verwarrend, en op een zeker moment ook wel vervelend.

Ik kwam eens de metro uit, en liep langs een terras, waar wat mensen zaten, ik lette er niet echt op. Een jonge mannenstem hoorde ik zeggen: "Dat is haar". En een jonge vrouwenstem: "Wat, wie?" En iets dat ik niet hoorde en toen weer die vrouw, harder nu: "O dat is die mislukte kunstenaar!" En ze lachte hard. De jonge man lachte mee, maar dat klonk meer als de lach van een boer met kiespijn.

Een andere keer hoorde ik hoe hij – op een zeer beleefde manier - een jonge vrouw afwees, omdat hij verliefd was op iemand anders. Ik vond het rot voor hem. Hij leed door mijn aanwezigheid. Er waren momenten, dat ik me afvroeg of ik misschien met hem moest gaan praten. Ik heb zelfs wel eens een foto van het bellenbord gemaakt, om te kijken bij welk nummer ik zou moeten aanbellen, maar ik was er niet helemaal zeker van. Ik was bang dat een briefje in één van de brievenbussen misschien dingen juist verergerde.


Op zeker moment herinnerde ik mij opeens weer de scène in de supermarkt. En toen daagde het pas: hij was één van die jongemannen geweest. Waarschijnlijk had hij heel vurige gedachten of gevoelens op dat moment gehad, en had ik dat gevoeld. Ik vind dat nog steeds heel bijzonder.
Wat ik ook bijzonder vind, is dat hij zo jong was – ik schatte hem op een jaar of 25, maar misschien was hij nog veel jonger, of juist ouder, ik heb geen idee – terwijl ik op dat moment 55 was. Ik heb wel vaker jongere liefdes gehad, maar dit vond ik wel vrij extreem. Niet dat ik het van hem of andere mensen veroordeel, absoluut niet: iedereen moet doen waar zij zich goed bij voelen. En dat is voor iedereen anders. Ik voelde me er niet prettig bij. Ik voelde me zo anders, en ik heb een zoon die op dat moment begin 30 was. Misschien was het voor Matthew ook wel een punt van ingewikkeldheid, was dat ook de reden voor hem om geen contact met me op te nemen. Ik had ook het idee, dat ik hem eens hoorde praten over dat hij in therapie was daarvoor, maar dat weet ik niet zeker.
Voor mij voelde het alsof een vriendje van mijn zoon verliefd op me was, en dat voelde voor mij niet goed. Niet al te lang geleden ontmoette ik een andere jongeman, die ik heel erg leuk vond, maar ik had hetzelfde gevoel daarbij. Hij was wel wat ouder, en was een stuk volwassener, en ik vond hem leuk en interessant, omdat ik het idee had, dat we veel overeenkomsten hadden. Misschien was het meer een soort creatieve klik, ik weet het niet, ik vond het verwarrend. Helaas gebeurde daar ook weer een gevalletje exit-Hannah zoals wel vaker, waarover later meer. (ja, gotjeezus ik weet het, het is allemaal wat veel).

Ik hoorde Matthew en zijn vrienden wel eens praten, in flarden die van hun balkon richting mij waaiden. Zo hoorde ik hem aan hun uitleggen, waarom hij op mij viel: “Ik weet niet, ze heeft gewoon swag.” Verschillende keren heb ik daarna in de spiegel gekeken, op zoek naar mijn swag. Waar zit die dan? Ik voelde me in ieder geval wel vereerd met de benoeming. Eerlijk gezegd: ik blijk iets te hebben, waardoor ik opval, en vrij veel mensen winden daar geen doekjes om. Opmerkingen op straat, niet altijd even leuk, vaak seksistisch, starende blikken, stiekeme fotomakers, en gedoe. Altijd gedoe. En nog steeds: ik ben nu 60, en nog steeds krijg ik opmerkingen en word ik aangestaard. Het is eigenlijk compleet raar en fucking vreemd.


Hoe liep dit af?
Ik verhuisde naar een ander stadsdeel, en ik heb nooit meer wat van Matthew gezien of gehoord. Ik hoop dat hij me vergeten is.

DateTime: 2023 mei 9, 13:05 CET
Auteur: Mulder

Tags:
 autisme 
 balkon 
 buren 
 doofheid 
 liefde 
 mannen 
 straatintimidatie 
 verliefd 
 ziekte van Ménière 

© 2023 hannah celsius