Een stuk dat ik schreef in 2001:
Enkele jaren geleden vond ik een wat bevreemdende foto in een doos met vele andere foto's, en ik kon mij niet meer herinneren in welke situatie ik mij op dat moment had bevonden. Het zou best kunnen, dat ik de foto in een gekke bui zelf had genomen - het is precies op armlengte afstand; door de goedkope flitsbelichting was de achtergrond weggevallen in het duister, waardoor ik mij evengoed in een nachtelijke bosscène van The X-files had kunnen bevinden. Op het moment dat ik besloot dit portret te schilderen, kon ik nog niet bevroeden in welke filosofische en andere netele kwesties ik verzeild zou raken.
In een interview (Volkskrant, november van datzelfde jaar 1997) zegt generatiegenoot en schilder Jurriaan van Hall:
"En als je in dat weiland zit en je moet een bloemetje schilderen, dan valt dat niet mee. Je leert dat niet op de kunstacademie."
"Ik denk dat er nu veel meer vormen van kunst kunnen bestaan naast elkaar, dat is een winst [van de After Nature groep (1989-1992), waarvan ook o.a. Bart Domburg en Peter Klashorst bekend zijn geworden; red.]. En ik zie dat jonge schilders proberen de techniek onder de knie te krijgen die je op de academie nog steeds niet wordt geleerd."
Dacht ik als autodidact al die jaren iets gemist te hebben.
Van Hall: "Ons bezwaar tegen moderne kunst was dat iedereen het zwarte vierkant van Malevitsj als uitgangspunt nam. Terwijl het voor die man een eindpunt in zijn oeuvre was. Wij wilden beginnen waar hij was begonnen, met de natuur te schilderen. Maar niemand heeft gezegd waar het moet eindigen."
Zo valt menig cultuurbarbaar de mond te snoeren, op het moment dat deze beweert ook wel zo'n schilderij te kunnen maken (staand voor een blauw vlak met wat strepen er op). Neem Mondriaan, die zijn eerst duidelijk herkenbare landschappen steeds 'abstracter' maakte (blijft de vraag of het dan ook daadwerkelijk abstract is?). Moeilijker wordt het om zo'n opmerking te pareren bij een onbekend kunstenaar. Echter, het gaat er toch ook om wat je er zelf bij denkt (en dat kan dus ook gewoon niets zijn).
Deze lijn volgend, vroeg ik mij af hoe het mij zal vergaan. Zou ik op een gegeven moment ook een vast kunstje hebben aangeleerd, zoals te zien bij vele andere kunstenaars. Herman Brood bijvoorbeeld is een zeer begenadigd kunstenaar, maar of het nou een stropdas of een broodtrommel is, het kunstje blijft hetzelfde. Natuurlijk moeten er brood en dergelijke andere eerste levensbehoeften op de plank komen, en wat dat betreft doet hij goede zaken. Maar er zijn voorbeelden van goed boerende kunstenaars, die wel steeds weer onderzoeken waar ze mee bezig zijn, en daar ook duidelijk mee naar buiten toe treden. Dat lijkt me voor de kunstenaar zelf ook interessanter.
Je moet jezelf steeds weer uitdagen om verder te gaan dan waar je gebleven was. Waar was ik gebleven?
Oja, het zelfportret. Enkele praktische knelpunten die ik toen heb beschreven in mijn schilders dagboek:
"Wat me zwaar viel, waren de lippen, en dan weer vooral de onderlip. Proporties, daar draait het toch wel om. Als het ook maar iets te groot is, is het hele gezicht anders. Net, in het voorbij lopen, merkte ik dat de ogen niet recht in de ogen van de toeschouwer kijken, maar net even links achter de toeschouwer kijken. Wat vervelend nou, want dat is dus absoluut niet de bedoeling.
Probleem was echter, dat op de foto de pupillen niet te zien zijn door het verblindende flitslicht. Misschien moet ik in plaats van de donkere speldeknopjes wat grotere pupillen proberen. In ieder geval is het verder wel redelijk goed, die ogen, zelfs al is één wat groter dan de andere, dat is niet zo'n ramp. Heeft wellicht zijn charmes. En toen ik nog geen pupillen had geschilderd, keken die ogen me wel recht aan. Dus moet het een kleinigheid zijn dit te verbeteren. Hoop ik."
Na een beschouwing over Francis Picabia (van wie men zich menigmaal afvroeg of hij eigenlijk wel kon schilderen) trof ik de volgende worsteling aan:
"Na een tijd geklungel had ik gisteren dan eindelijk mijn lippen zodanig dat ik daar wel tevreden over ben. Om daarna weer te moeten vaststellen dat mijn kin te lang is, en wellicht te breed. Daar ga ik morgen dus mee verder.
Als een plastisch chirurg schilderde ik mijn zelfbeeld. Kin te lang? Geeft niets, mevrouwtje, dat hebben we in no time weer weggepleisterd. Mislukte flaporen? Daar schilderen we gewoon wat haar overheen. No problemo.
De filosoof werd wakker. Want hoe zie ik mezelf? Iedere keer dat ik een foto van mezelf zie, vooral die op onverwachte momenten geschoten zijn, ben ik overrompeld door het feit dat ik er toch niet zo uit kan zien. Als ik in de spiegel kijk, zie ik iets heel anders. Logische vraag is dan: hoe zien anderen mij? En: welke manier van mij zien is de realiteit?
In dat kader twee anekdotes:
- In de kamer waar ik toen schilderde, hing het zelfportret (bijna af) aan de muur recht tegenover de meestal openstaande deur. Op een avond liep ik in gedachten verzonken langs de openstaande deur, keek onbewust even de kamer in, recht in het gezicht van... mezelf! Wat een vreemde gewaarwording! In een fractie van een seconde dacht ik dat er een ander in huis was, om meteen daarna te beseffen dat ik het zelf was die me daar zo verwijtend aan keek.
- Geruime tijd later, het zelfportret was al lang klaar en stond in dezelfde kamer boven op de kast, was mijn moeder op bezoek. Op enig moment kwam ze de kamer in, keek wat zuinigjes rond en ontwaarde het portret. Haar reactie: "Wie is die vrouw?"
Heel toevallig dan nog een (achteraf zeer toepasselijk) gedeelte uit het schilderslogboek:
" 'Ben ik in beeld?' zal de titel zijn van dit zelfportret. En dat is niet zomaar. Vaak heb ik het idee dat mensen niet echt geven om wat je doet of zegt, ze kijken alleen naar je uiterlijk en reageren op dat wat zij van jou denken. Ze reageren op het beeld dat ze al van je hebben. Zodoende dat ik me vaak afvraag: "Hallo, zie je mij eigenlijk wel staan? Ben ik in beeld?" Het is ook net of ik ietwat verwijtend kijk, een soort stille aanklacht tegen het uitsluiten van mensen die anders zijn dan jezelf en je eigen groepje. Sowieso is ieder mens anders, dus in feite klopt het al niet, maar toch gebeurt het overal. Dat vind ik heel erg vervelend."
"(1 december 1997) Het portret is klaar. Na 't lezen van bovenstaande, denk ik dat het ook iets is van een vragende blik, zo van: wanneer komt het? Tja, dat valt op meerdere wijzen te interpreteren. Zo zal iedereen er wel iets in zien. Zelf ben ik erg tevreden met het resultaat. Toch merk ik dat ik erg pietluttig ben, ik wil soms alles precies zoals ik het zie, of beter gezegd, zoals mijn ogen het zien, waarnemen. De pupillen heb ik toch maar groter gemaakt, het gezicht is zo wat minder hard. En ja, ik zie dus wel degelijk 'fouten' erin. Maar ik vind dat ik er verder niet meer aan moet komen. Het is klaar, het is goed zoals het is. En ik kan bijna niet wachten om met het volgende verder te gaan. Al weet ik nog niet wat dat zal zijn."
Daarover meer in het bijbehorende schrijven bij het portret dat de opvolger werd van deze kleine zelfkwelling (dat in de volksmond de al zeer bekende naam 'de schreeuw' heeft gekregen, maar ik vond het ongepast het ook zo te noemen, dus de titel is 'Argh').
Nabeschouwing 2022:
Als autodidact mis je toch wel degelijk een aantal dingen die je automatisch meekrijgt tijdens een academische studie: het netwerk, en erkenning. Hoe vaak ik wel niet op openingen was, en omringd door andere kunstenaars compleet werd genegeerd nadat iemand de vraag had gesteld waar iedereen had gestudeerd, en er daarna een gezellig en exclusief gebabbel begon over wie men kende, enzovoorts. Je moet tien keer harder je best doen, om dan vervolgens alsnog genegeerd te worden.
Verder is het grappig om mijn woorden van lang geleden te lezen. Zou ik nu anders doen, maar er zijn dan ook ruim 20 jaar verstreken.
En wat betreft de ogen: volgens mij draait één van mijn ogen soms een heel klein beetje uit het lood, want ik zie het ook wel eens op foto's van mezelf. Volgens één van exen was dat helemáál niet het geval, maar hij zei dat ook over een aantal andere dingen, die uiteindelijk toch wel zo bleken te zijn. Hij vond ook dat mijn vuilnis én mijn poep nooit stonk. Als mannen niet zo vreemd tegen en over vrouwen waren, was het bijna aandoenlijk.
De herkomst van de foto waar ik mijn zelfportret op gebaseerd had, was gewoon een analoge selfie, waar ik er wel meer van heb. Alleen de gelegenheid weet ik niet meer; gezien de kleding zou het op de ochtend voorafgaand aan een optreden geweest kunnen zijn.
Kijk Tip: Jurriaan van Hall in googlese afbeeldingen
Deel van het schilderslogboek, met een schilderij van Picabia en de foto waarnaar deze was gemaakt.
Mijn zelfkwellende zelfportret. Ik heb de foto waarop het is gebaseerd helaas nog niet teruggevonden.
Een collage met het zelfportret en een kartonnen bril.
DatumTijd: 2022 dec 14, 10:10 CET
Auteur: Mulder
Tags:
After Nature
kunst
kunstacademie
schilderkunst
vakmanschap
zelfportret
Namenregister
Personages: Francis Picabia
Personages: Jurriaan van Hall
Categorieën:
Fotografie: selfie
Schilderkunst: zelfportret