Het gat tussen het vliegveld en D4-101, zo had men ooit op een vast druilerige dag besloten, moest worden gevuld met een bedrijventerrein. Want bedrijven maken zelf ook herrie, dus zullen zij geen bezwaar hebben tegen overdenderend vliegverkeer. De grond kon voor een zacht prijsje worden gekocht.
Inmiddels is dit gehucht met een overdaad aan golfplaten hangars en overheaddeuren een uit de kluiten groeiend kantorendorp. In de loop der jaren ging men ook woningen bouwen, want al die werknemers moesten toch het liefst dichtbij het werk gehuisvest worden. Met als resultaat een doodse nieuwbouwwijk. Overdag is iedereen aan het werk. ‘s Avonds gaan de moede voetjes op de bank en de gordijnen dicht. Enzovoorts.
Hoewel er vandaag de dag heel wat werklozen zullen zijn.
Dooddorp is de naam. Aangenaam.
Het waait er altijd, wat nog versterkt wordt door de vele her en der en schots en scheef geplaatste kantoorkolossen, zodat je om de 50 meter van links of van rechts omver wordt geblazen vanachter onverwachte hoeken en rondingen.
Tussen 12 en 2 wandelen de werknemers over de Dreven, de Paviljoens, de Lanen en Avenues met namen van sterrenbeelden, planeten en telecomjargon.
Niemand weet er de weg. Degenen die er werken vonden ooit met moeite waar ze moesten zijn. Dát hebben ze onthouden, maar het stratenplan is zó onlogisch, dat je het ook niet weten kúnt.
Het is het soort gebied dat TanTan voor ogen moet hebben gehad toen zij hun navigatiesysteem ontwikkelden.
De enigen die er lopen zijn dan ook de lunchwandelaars. Verder komt iedereen er met de auto. De paar fietsers en bromfietsers die ik zag, reden zó hard dat ze slechts op doorreis konden zijn.
Veel trottoirs lopen dan ook dood, in Dooddorp.
Daar sta je dan, met je GPS die is blijven hangen bij een vóórvorig station, géén straatnaambord in de buurt en het vermoeden dat je bij een groep gebouwen aan de overkant moet zijn. Hoe steek je over? En is er wel een voetpad aan de overkant? Door het lange gras in de middenberm van de vierbaansweg wordt mij het zicht daarop ontnomen. Zal ik aan de overkant alsnog een paar honderd meter door gras, konijnenkeutels en modder moeten zwoegen om er vervolgens achter te komen dat ik fout zit?
Nog droeviger is het als je ziet hoeveel kantoorruimte leeg staat. De grootste toren, een halfronde cirkel van zo’n 30 verdiepingen in spiegelglas, die tijdens hittegolven de autobanden van in de buurt geparkeerde auto’s doet smelten, draagt – het lijkt bijna met trots – een knalrode megasticker met de mededeling hoeveel m2 er nog te huren is.
Even verderop zijn 2 andere megalomanen in aanbouw.
Leve de vooruitgang! Zolang er gebouwd wordt in Klotestad gaat het goed met de economie!
Bij één van de vele bouwketen zitten 4 bouwvakkers in de zon te eten. Terwijl hun kaken het voer vermalen, kijken ze me met lege blik aan. Ik wens ze smakelijk eten, maar ze reageren niet. Ze kijken dwars door me heen.