Headerbeeld van een gecentreerd gespiegeld beeld van industrieel ogende gebouwen, in fel rood, met de lucht turquoise met paarsige accenten, en een vogel in dezelfde rode gloed. Daarop staat in lichtroze letters de titel Hannah Celsius' RADIO KLOTESTAD. Beeld en titel schalen mee met het browservenster.
over        index        verhalen        vandaaggedachten        supermarkt

   Een sterke arm

De ene gangster is de andere niet, en zo zat ik dus met mijn ogen dicht op de achterbank van onze vluchtauto. Het was niet bewust en het was ook helemaal niet handig, want mijn geliefde en een andere handlanger moesten nog in de al rijdende auto zien te komen en al reed die nog heel langzaam, doe het de stuntmens maar na.

Ik deed mijn ogen pas weer open toen ik de sterke arm van mijn lover voelde, en in het vreemd gemengde licht van schemering en straatverlichting verbaasde ik me over de zachtheid van zijn bijna gouden huid, het dons dat verlicht werd en hem, of in ieder geval zijn arm, een kaarslichtachtige aura gaf - hij straalde, de arm straalde en natuurlijk greep ik hem vast en zo kon Lover de auto in komen, en in één beweging bogen we samen naar de andere deur, waar kameraad JJ had moeten verschijnen, maar ze verscheen niet en ik hoorde de droogvallende klappen alsof er stalen platen op de weg vielen en ik wíst dat het schoten waren, er werd geschoten, Lover schreeuwde GAS!!! en weg scheurden we, zigzaggend en slippend en ik verwachtte ieder moment een boom maar onze chauffeur was behendig, hen kwam uit Colombia en had voor hetere vuren weten te vluchten.

Ik klemde me vast aan Lover's arm. Hij had sexy armen - ik weet niet of jullie weten wat ik bedoel - ik bedoel: jullie moeten toch ook wel eens sexy armen opgevallen zijn? Lover was er mee gezegend, hij had er zelfs twee en daar, in die dodemansrit - want zo voelde het, dat mijn laatste uurtje geslagen had - óns laatste uur - klampte ik me vast aan die ene bladgouden zachtheid, tegelijk zo stevig, en warm, zo sterk en ik smolt, ja ter plekke smolt ik en verwarmde zijn voeten, zijn hart, de auto en naar buiten gleed ik en verspreidde mijn liefde over de weg, tussen de bomen het donkere bos in, weg van alles en ik wilde je zo graag vast blijven houden maar alles was al te vloeibaar en mijn hart! mijn hart, het stuiterde naar een hoogte - ik zag nee voelde de toppen van de bomen - ik rook de naalden, de aarde, de ozon, Pluto en het begin van alles, alhoewel ik het niet begreep.
Hoe kon ik zo zijn?

Drie weken later daalde ik neer en ontwaakte vanuit een witte lichtheid waar alles goed was geweest in een ziekenhuisbed, en mneteen greep de angst mij weer. Waar was ik, waar waren de anderen? Lover?
Een warm briesje bewoog de wat vale gordijnen, geuren en geluiden werden langzaam begrijpelijker, de deur gleed open en zachte voetstappen brachten me een bezorgd kijkende man met zwarte borstels als wenkbrauwen die dankzij zijn levendige mimiek op slagbomen leken, of veldwachters, dwarsbalken, notenbalken en zijn stem bracht de noten en het duurde even voor ik begreep dat hij sprak, en dat dat zelfs Nederlands was, terwijl het toch echt even Russisch had geleken en ik spreek geen Russisch.

Hij vond het goed om te zien dat ik wakker was. Wel speet het hem, dat ik zo ongemakkelijk lag vastgebonden, het was niet zijn idee van een goede verzorging maar justitie had - en daar verloor ik hem. Twee droge knallen, hij zakte op de vloer - weg uit mijn nog beperkte gezichtsveld, overal waren nu gordijnen en ik hoorde gevloek - mijn god, het was Lover! Zijn sterke armen kwamen me redden, en hij zou me koesteren en ik zou weer beter ---

Een maand lag ik in de koeling.
Een lange maand van onderzoeken, vragen, processen zo traag als de oudste rivier in het fakking universum, en ik lag daar maar te liggen. Morsdood weliswaar, en men zégt dat je er dan niets meer van mee krijgt, maar helaas, ik moet jullie teleurstellen wat dat betreft. Niet dat het fysiek pijn doet, nee, bij mij niet in ieder geval.

Ik ben nog maar net vandaag gecremeerd, daar was ik wel even ernstig bang voor, maar ook dat was pijnloos.
De crematie-plechtigheid echter was een regelrechte hel. Ik zag daar mensen zitten semi-treuren alsof ze me vreselijk zouden gaan missen. Huichelaars. En mijn moordenaar - hij was blijkbaar toch niet slim genoeg om aan alles te ontsnappen - stond geboeid te huilen. Met extra handboeien en extra kettingen en door vier man en een herdershond vastgeklemd stond hij daar te sobben en hoe graag had ik hem een enorme dreun verkocht en ik hoopte zó dat ik mijn intense woede op hem zou kunnen koelen. Maar hoe?

Ik probeerde van alles. Ik had zoveel griezelfilms gezien, en alle trucjes probeerde ik uit: ik probeerde de kopjes van het buffet na afloop van Mijne Verpulvering te bewegen, minstens toch richting het hoofd van Lover, die ik inmiddels had omgedoopt tot Killer - en ja, het is een dunne lijn tussen liefde en haat, en nee, ook hevig wensen dat ene vuurpook hem in het gelaat zou treffen werkte niet. Mijn hoofd laten spinnen als een tol en vreemde klanken uitstoten, vloeken, verwensen, ik trok hem zelfs een haar uit en ook daarmee kreeg ik hem niet te grazen.

Moest ik nu ook nog eens verdomme de rest van mijn le... o nee: dood, de rest van mijn dood, en dat was waarschijnlijk tot in den eeuwigheid (excuses, ik ben nieuw hier, ik weet nog niet precies hoe dit allemaal werkt; ik werd echter niet verwelkomt bij ene poort of zo, of komt dat nog? - goddomme, héél mijn leven vraag ik al om gedegen handleidingen, welkomst-uitleg, beginners-instructies, duidelijke routebeschrijvingen, overzichtelijke plattegronden zodat je je niet ongans hoeft te zoeken en je je vragen uit je lijf moet kwelen voor toeggang tot wat de anderen al genieten. Mijn leven als eeuwige nieuweling bleek inderdaad eeuwig: zelfs hier - waar dat ook moge zijn - is het een onduidelijke toestand.

Is dát misschien de hel? Dat je alles met je mee moet blijven zeulen tot in den treure? Dan verschilt het niet veel van mijn povere levensloop.

Hoefgetrappel? Wat de fak, daar was opeens hoefgetrappel. In een soort mistvlaag die leek te zijn ontstaan uit een kleine hoeveelheid mist om mij heen, doemden meerdere ruiters op. Ze droegen zwarte capes met hoodies, hun gezichten waren verscholen. Ze reden een paar keer heel hard voorbij, een derde keer stak er één een arm naar me uit.
O.M.F.G.
Het was een prachtig exemplaar, als je zo over armen kunt spreken, er zit tenslotte altijd iemand aan vast, en ik wil niet respectloos zijn. En al had de vorige sexy arm mij in de steek gelaten en zelfs om het leven gebracht, in een split second besloot ik de armdaging aan te gaan, greep me vast en


terug naar boven

Metadata
DatumTijd: 2025 mar 24, 23:15 CET
LatestEdit: 2025 mrt 26, 19:41 CET
Tags:
 arm
 dood
 duidelijkheid
 gangster
 hel
 moord
 ruiters
 vluchtauto
Categorieën:
 Verhalen
© 1963-2150 hannah celsius