Headerbeeld van een gecentreerd gespiegeld beeld van industrieel ogende gebouwen, in fel rood, met de lucht turquoise met paarsige accenten, en een vogel in dezelfde rode gloed. Daarop staat in lichtroze letters de titel Hannah Celsius' RADIO KLOTESTAD. Beeld en titel schalen mee met het browservenster.
over        index        verhalen        vandaaggedachten        supermarkt

   Indexer

zon 21 jul 2024: Deel 1  Na het feest.

woe 24 jul 2024: Deel 2  Oergevoelens.

do 1 aug 2024: Deel 3  De knal.

wo 7 aug 2024: Deel 4  Ontreddering.

ma 23 sep 2024: Deel 5  Waarheen?

do 12 dec 2024: Deel 6  In de bunker.

do 9 jan 2025: Deel 7  Strooptocht.

do 18 jan 2025: Deel 8  Eeuwige twijfel.

wo 29 jan 2025: Deel 9  Een ondergrondse verrassing.

wo 12 feb 2025: Deel 10  Fotomoment.

di 18 feb 2025: Deel 11  Duisternis.

ma 10 mrt 2025: Deel 12  Informatie.

zo 27 apr 2025: Deel 13  Die niet waagt...

 

1. Na het feest Het was ergens in de afternoen, we waren moe en warm van het dansen, de nacht was nog maar net afgelopen eigenlijk.
“Fuck, dat was pas een gezellige avond!”
Manza kwam in doordewar look van de bank gewankeld.
Waar waren we trouwens? Het leek op een kasteelzaal, met koude stenen vloeren en trappen, grote zware paneeldeuren.
Eten wilden we, en drank. Ik had zin in ijs, met kersensaus en slagroom, het liefst plantaardig natuurlijk, er waren al veel te veel dieren gedood en dat hoefden er vanwege mijn luxebehoeften niet nog meer te worden.

In een hoek van de zaal stond iets wat een altaar leek, er lag een berg roze tule overheen gedrapeerd. Why?
Onze voetstappen echoden door de kille ruimte. Manza verdween door één van de vele deuren die op de zaal uitkwamen. Des te dichter ik bij het altaar kwam, des te meer leek er iets onder het tule verscholen te zijn. Een zwarte ronde vorm werd langzaam zichtbaar, als een zeehond in diepe slaap.
Ik raakte het heel voorzichtig aan, een rilling ging door het lijf, of wat het dan ook was.
Ik zag geen kop.
Het tule was halverwege de vorm van een rekbare, gedecoreerde band voorzien, als bij een rok of broek. Zachtjes trok ik de stof in de vorm die het volgens mij zou moeten hebben, en inderdaad, het was een enorme rok die om het lijf gespannen zat.
Er was geen adembeweging merkbaar. Geen geluid ook, niets.
Op mijn hoede liep ik om het prachtig bewerkte altaar. Taferelen die uit de bijbel leken te komen waren in het hout uitgesneden. Aan de andere zijde verwachtte ik dan een gezicht of ogen of een snuit te gaan vinden aan het zwarte lijf, maar ook daar was niets te zien.
Het leek een Barbapapa, of Barbabenno dan, want niet zo groot, en zwart (was dat Barbabenno? Of Barbabella?). Maar die hadden gezichten, en ogen.
Wat wás dit?
Zat het hoofd misschien aan de andere kant, was de rok verkeerd om aangetrokken?

Aan deze kant van het altaar was een tafereel met nauwelijks bedekte vrouwen, hun rondingen zo weelderig – ik ging er met mijn hand overheen, het voelde heerlijk koel en verleidelijk, ik zou er aan willen likken maar dat leek me geen goed idee zolang ik niet wist waar ik was, en met wie (of wat) daar op het altaar.
Ik drapeerde de tule van onderaf naar boven, en… had ik een staart verwacht, of benen, of een nietszeggende Barbapapamama-heuvel?

terug naar boven

2. Oergevoelens Wat verwacht je überhaupt, als je onder iemand's rokken kijkt?
En wat als dat geen persoon is, maar een ondefinieerbare levensvorm? Wat kún je daar verwachten?

Misschien omdat er een wat kuis aandoende rok overheen getrokken was, dat ik iets als een geslacht verwachtte.
Op hetzelfde moment dat ik begreep dat het een zwart gat was waar ik in staarde, dat dit het einde van mij was en misschien toch ook een nieuw begin van mijn bestaan, in welke hoedanigheid dan ook, werd ik verzwolgen en wakker.

Gawd, wat was dit nu weer voor droom? Ik heb veel rare dromen gehad, maar dit... Hoe komt het brein tot zoiets? Het gevoel van verzwolgen worden: hoe kan je brein weten hoe dat voelt, zonder het ooit meegemaakt te hebben? Of is het een universeel geheim in ons collectieve brein, een oergevoel van lang geleden, overgeheveld van dood naar geboorte naar dood naar weer nieuwe levens, een eindeloos golvend getij van zijn en niet-zijn, van komen en gaan.
De gelijkenis met een aantal andere dromen was opvallend: die waarin ik een seconde was, of die andere, waarin ik gekatapulteerd vanuit mijn bed rondtolde in een hoek van de kamer, sneller en sneller totdat ik weer met een klap in bed belandde en ontwaakte, geheel in de lakens verwikkeld - zo erg dat het leek alsof ik daadwerkelijk fysiek had rondgetold. Doodeng.

Minder opmerkelijk was dat ik weer eens over Manza gedroomd had. Hoe ik ook mijn best deed me te concentreren op andere zaken, natuurlijk kwam ik hem opeens tegen in een split seconde van een instagramfilmpje van iemand waarvan ik geen idee had dat daar een connectie zou kunnen zijn. Meteen laaiden mijn woede en verdriet weer op. En dan zo'n droom, waarin er niets aan het mooie handje is, de zon schijnt, het feest alom heerst en okee, een vreemd geval op een altaar maar daar kon hij ook niets aan doen. Of was het een voorbode van nog meer drama? Ik had er eerlijk gezegd wel heel erg genoeg van.

De telefoon ging, en door mijn ochtendsufte was ik even confuus, maar het bleek de huisartsassistente met de vraag of ik dan eindelijk toch onderzocht wilde worden en ik stemde dan maar toe, terwijl ik al meteen spijt had. Maar uitstellen was ook niet goed, dus dan maar. Ik hoopte dat mijn lichaam op magische wijze besloten had het beter te doen dan men verwachtte.

terug naar boven

3. De knal. Een potloodtekening van iets wat op een grote knal zou kunnen duiden, met daaromheen vele ramen verlicht met diverse kleuren waarin het silhouette van personen zichtbaar zijn.

terug naar boven

4. Ontreddering. Wat het was: niemand wist het. Althans, zo werd het in alle media weergegeven. Experts waren benaderd, autoriteiten bevraagd, alles zoals dat altijd gaat, vele woordvoerders van allerlei departementen, organisaties, stichtingen en scholen bezwoeren ons niet te weten welk fenomeen ons overdonderd had. Want dat is toch hoe ik dit het beste zou kunnen omschrijven: overweldigend, beangstigend, overdonderd.

Hier in Europa hadden we nog enige mazzel gehad, dat het bij ons klaarlichte dag was dat het gebeurde; het speuren, redden, helpen en doorzoeken van alles dat in puin lag kwam daardoor een stuk sneller op gang dan elders op de wereld. En dan ook dat daar veel meer mensen lagen te slapen, en hier meer mensen buiten waren en op de been al - het zal vast een verklaring zijn voor de hogere aantallen slachtoffers in de op dat moment donkere delen van onze Aarde.

Evengoed had De Knal ook hier enorme schade aangericht. Vooral veel hoogbouw was ernstig beschadigd: veel flats waren ingestort in de uren daarna, wat ook het risico voor hulptroepen enorm verhoogde. En ook hier waren natuurlijk vele slachtoffers. Iedereen was in rep en roer, overal ontreddering, shock, ongeloof, verdriet.
En dan vooral ook de grootste vraag: wat in godesnaam was het?

Als er iets gebeurt, ben je je natuurlijk nooit meteen bewust van op hoe grote schaal iets heeft plaatsgevonden. Hier in de buurt, waar voornamelijk laagbouw is, viel de schade nog mee; ruiten waren geknald hier en daar, auto's bleken niet meer te werken, het elektriciteitsnet was uitgevallen... we dachten aan een onverwacht grote blikseminslag. Een buurvrouw opperde dat het misschien door een te laag overvliegende straaljager was veroorzaakt - die hadden we hier wel vaker over het dak.
Mijn ruiten waren allemaal nog heel, misschien omdat ik net alles tegen elkaar open had gezet om te luchten. Ik zat achter mijn laptop met een kop thee, bezig om wat dingen te catalogiseren... zoals altijd, eigenlijk. Omdat mijn laptop was opgeladen, merkte ik eerst niet dat er geen stroom meer was. Wel viel de wifi uit, en het internet was gone. Ik liep de achtertuin in, in eerste instantie, om te kijken of er iets anders mis was. Ik hoorde iemand gillen, met hoge uithalen, maar ik had geen idee vanuit welk huis het kwam. Ik voelde dat er iets niet klopte, en ging snel naar binnen om mijn schoenen aan te doen; er was iets niet in de haak, en ik had geen ene clue waarom ik dat voelde. Het was een soort kippenvel, iets dat ik heel soms wel eens voel als ik dicht bij een vreemde persoon in de buurt ben - ook geen idee waarom, maar dat ik alleen maar kan denken: hier is iets niet goed, wegwezen.
Nog maar een maand geleden had ik me enigszins geprepped op calamiteiten: een voorraad voedingsmiddelen en water aangelegd, EHBO spullen, dingen om mee te koken, zuiveringstabletten, dat soort dingen. Na wat rondvragen bleek dat het het handigst was om één voorraad voor thuis aan te leggen, dan een rolkoffer (ik had niets anders) voor als ik geëvacueerd zou moeten worden, en dan nog een rugtas met het allernoodzakelijkst, een radiootje, de EHBO kit en wat tools.
Dus gespte ik mijn rugtas om, deed alles uit en dicht en op slot, nam een pak water mee en ging de buurt in. Misschien wisten de buren meer, of kon ik ergens hulp bieden.

terug naar boven

5. Waarheen? Excuses dat ik lang niets van me heb laten horen.
Er is nogal het één en ander gebeurd, m'n laptop heeft het inmiddels begeven, en ik kon nergens anders m'n leeftekens uploaden. Zoals je ziet, heb ik inmiddels wel een manier gevonden, en wel op een zeer ongeloofwaardige plek: de duinen. Ik bedoel: als er één plek is waar het bereik vaak slecht is, is het daar wel, maar ik vond een bunker waar niemand was, het zag er oud en goor en onherbergzaam uit, kaal ook, er was gewoon niets of niemand, op veel spinnen na. Toch vond ik daar de verbinding die ik zocht.

Waarom ik naar de duinen was gegaan?
Lang verhaal kort: de meeste buren waren in vluchtmodus en peinsden er niet over om deze vreemde nieuweling mee te nemen, ook al had diezelfde vreemdeling hun nog net geholpen met heur EHBO-kit, die nu bijna leeg was. Ik was ook niets wijzer geworden: niemand wist wat er was. Veel radio's deden het niet meer, die van mij nog wel maar waarschijnlijk waren alle zendstations uitgevallen, want er was niets dan ruis te horen.
Ik besloot terug naar mijn huis te lopen, en daar eerst eens rustig na te gaan denken, wat de beste plek voor mij was om heen te gaan.

Op de doorgaande weg voor mijn huis stond een enorme file richting stad, geen mens haalde het blijkbaar in diens hoofd om richting strand of duinen te gaan. En zo bedacht ik al snel, dat ik dan misschien maar beter juíst die kant op kon gaan. Nergens was informatie te vinden, en het idee als makke schapen dan maar allemaal één kant op te gaan, leek me gewoon niet verstandig. Gelukkig was mijn ongemotoriseerde trike net gerepareerd, én had ik zelf een ingenieuze laadbak gemaakt achterop, dus kon ik nog best wat proviand en water meenemen, plus extra kleding, mijn waterfiltering systeem, kookdingen en andere overlevingsmiddelen.
De oude buurvrouw naast mij was meegenomen door haar dochter, ze keken niet op of om naar me. De buurman aan de andere kant, die van de nachtelijke slaande deuren, zag ik ook ijlings met een koffer en wat spullen in de auto stappen en zich in de file voegen. Dat bleek nog lastig: men liet hem er niet graag tussen en hij drong met dreigend motorgeronk naar een plek in de lange rij blik.
Ik wachtte tot de file was opgelost, dat duurde een klein uurtje, en daarna was het vreemd stil. Of eigenlijk, voor het eerst sinds lange tijd hoorde ik opeens de vogels ongestoord fluiten.
Weird.

Ik vulde mijn EHBO-kitje aan met wat ik nog in huis had liggen, bedacht dat ik ook een kaart mee moest nemen, en pen en papier en en en en en... Ik baalde enorm dat ik niet in huis kon blijven; op zich was er niets stuk, maar ik was bang dat enge mensen de huizen zouden afgaan, en hoe moest ik mij verdedigen dan? Ik kon me beter ergens verstoppen.
Mijn oude tent en toebehoren wist ik nog net op de fiets te proppen, ik at nog even een goed etensmaal en dronk de laatste paar biertjes die ik had.
Waar waren toch de hulptroepen? Er was niets omgeroepen, iedereen ging als makke schapen achter elkaar aan dezelfde kant op. Was dat logisch? Slim? Geen idee. En: wat was er nou precies gebeurd? Het was allemaal van grote onbegrijpelijkheid, en daar ben ik nooit zo goed mee; tegelijkertijd bestond mijn leven altijd al uit verwarring en chaos, en had ik geleerd ad-hoc te leven, en met een scala aan mini-oplossingen en ductape in mijn rugtas kwam ik toch altijd weer een heel end.

Toen het begon te schemeren, besloot ik te gaan. Terwijl ik de achterdeur op slot deed, had ik het gevoel daar voor het laatst te staan, maar ik wierp het verlammende idee van me af en manoeuvreerde de goed bepakte fiets door de steeg. Ergens hoorde ik een kat miauwen, maar ik zag niet waar die was. Ik moest gaan! De straat was nog steeds helemaal verlaten, de lantarens deden het niet meer, hier en daar was een klein tuinlicht dat nog werkte - waarschijnlijk op zonne-energie - en het voelde zo onecht om hier te fietsen nu, en weg te gaan en geen idee te hebben wat er was en waarom en wat ik moest doen...

Ik fietste het duingebied in, zo noordwestelijk mogelijk leek me het slimst. Doodstil was het er, op een enkele vogel na die zich een ongeluk van mijn aanwezigheid schrok - de reden dat je beter niet 's nachts daar kunt zijn, denk ik, maar nood breekt wet had ik eens gehoord dus trapte ik gestaag voort.

terug naar boven

6. In de bunker. Inmiddels 3 maanden later.
De internetverbinding lag er al snel uit. Gelukkig vond ik in de bunker allerlei supernuttige dingen. Bijvoorbeeld een fietsgenerator: het was een wat armzalig uitziende hometrainer, die tot mijn verrassing was aangesloten op een generator en een dikke batterij, waar de verlichting en een simpel kookstelletje op waren aangesloten. Ook vond ik een zonnecollector, met een eigen opslagbatterij, waar mijn laptop en telefoon mee opgeladen konden worden. Al had ik aan die laatste twee voor enige informatievoorziening niets, omdat het netwerk eruit lag. Waarschijnlijk, want hoe zou ik zoiets kunnen weten? Het werkte gewoonweg niet.

De eerste twee weken had ik me zo verdekt mogelijk hier opgehouden, hopend dat er niet ook nog anderen deze kant op zouden komen. Of als dat wel gebeurde, dat het dan in vriendelijkheid was. Maar er kwam niemand. Ik had de deur van binnen weten te barricaderen, en met een kleine, goed gecamoufleerde periscoop kon er rondom gekeken worden. Dat deed ik vaak, die eerste tijd. En ik doorzocht de hele bunker; iedere kast en nis heb ik aan alle kanten in kaart gebracht, wat er voorradig was, en dat was tot mijn verbazing nog best veel. Zo vond ik een versleten rugtas met instant noodles en thee en een paar potten honing. Weird, right? Hoe kwam dat daar? Uiteraard doorzocht ik de tas grondig, maar er was geen enkele aanwijzing te vinden. Alleen de houdbaarheidsdatums gaven een indicatie van wanneer hier nog iemand geweest zou kunnen zijn. De thee was volgens de verpakking te houden tot april 2018, op de noodles stond alleen een QR code die waarschijnlijk daarover informatie gaf, en op de potten honing vond ik met moeite het jaartal 2021. Uit het begin van mijn preppingtijd wist ik, dat de houdbaarheid op veel producten op meestal een jaar wordt gesteld. En veel mensen bewaren thee veel langer. Misschien was het iemand die vanwege de coronapandemie hierheen was gevlucht, in de lente van 2020.

Toen ik eenmaal meer vertrouwen had in dat er niemand rond liep te zoeken, ging ik af en toe naar buiten. In de bunker, die meerdere vertrekken had, waarvan ik er 2 nog niet had kunnen openkrijgen, had ik geen menselijke resten gevonden. De deur was dan ook van buiten afgesloten geweest met een gammel slot, dat ik met mijn koevoet open had kunnen krijgen, en dat deed mij denken dat áls er hier iemand gestorven was, dat dan waarschijnlijk buiten de bunker had plaatsgevonden. Of de persoon in kwestie was weer terug naar huis gekeerd, en had diens spullen laten liggen voor als het weer eens nodig was.

Het duurde weken voordat ik de ruimtes waar ik verbleef, grondig had kunnen schoonmaken. Er stonden een paar ingeklapte veldbedden, er lagen zelfs dekens en kussens, hoewel erg muf verder in goede staat. Ik besloot een kwartier lopen verderop, in een diepe duinpan, waar een hek was vanwege het wilde vee aan de anderen kant daarvan, dit hek te gebruiken als droog- en luchtplek voor kleding en de dekens etcetera, zodat eventuele andere aanwezigen mij niet zo snel zouden vinden.

Ik vind het vervelend, dat ik zo wantrouwend moet zijn. Maar ervaring heeft mij helaas geleerd dat de meeste mensen niet veel goeds met mij op hebben, en dus beweeg ik mij hier voorzichtig. In de kasten die ik ook moest openbreken, vond ik nog meer proviand; het was allemaal speciaal prepvoedsel, dus nog lang houdbaar. En zo leef ik hier nu dus als een kluizenaar in de duinen. Er zijn mensen die zeggen dat alles wat je meemaakt, erop gericht is je sterker te maken, zodat je nog moeilijkere dingen aankunt. Nu was ik al een halve kluizenaar (>kluizeMaar!), en nu vraag ik mij af of die periode bedoeld was om mij voor te bereiden op wat er nu gaande is.
Dat zou wel betekenen, dat alles wat er speelt op Aarde, met voorbedachten rade gebeurt. Dat er iets of iemand is die dit alles beheert, bedenkt, voorziet. Dan moet dat een ongelofelijke hufter zijn. Maar het zou ook extreem bizar zijn, dat alles, echt ALLES, door een soort überpoppenspeler wordt gedirigeerd. Daar zijn de pogingen tot AI die de mensheid onderneemt helemaal niets bij.
Ik probeer de tijd door te komen met dit soort overdenkingen, ik schrijf alles op, ook wat ik iedere dag heb gedaan en ontdekt. De zee is niet ver van hier, die ligt er over het algemeen kalmpjes bij. Een maand geleden was er een vreselijke storm, ik was bang voor een tsunami en dat de bunker dan onder zou lopen, dus heb ik die nacht bovengronds doorgebracht. Het was een wonderlijke nacht. De wind brulde, het helmgras floot een horrorlied en de zee bulderde tegen de duinrand. Pas tegen een uur of zeven in de ochtend ging de storm liggen, het werd weer eb en ik liep een eind richting één van de strandtenten - altijd op een afstand blijvende, want wie zou daar misschien zijn? Vlak voor De Knal (hoe moet ik het anders noemen - het is toch een significant moment in de tijd dat een naam nodig heeft) had de eigenaar alarm geslagen omdat het gebouw door de zee werd bedreigd, en inderdaad, van mijn veilige verte was goed te zien hoe de tent compleet op de knieën was gegaan, alleen een vlaggemast met een aan flarden gerukte lap stof dat een vlag moest voorstellen, stond nog overeind. Zover ik met de verrekijker kon waarnemen, was er geen activiteit van mensen rond het gebouw. Misschien moest ik er een expeditie van maken; eerst een week of twee de boel van een afstand bespieden, en dan voorzichtig naderen.

Dat plan heb ik nog niet uitgevoerd. Er is nog voldoende voedsel in de bunker voor een eeuw, en het is een risico. Toch denk ik er vaak aan; er liggen waarschijnlijk nog flessen drank, en ik heb best zin in een glas wijn...

terug naar boven

7. Strooptocht. Prepping nam nogal een vlucht, toen Rutte, net nieuw bij de NAVO, zich had uitgesproken over dat we ons meer moesten voorbereiden op bedreigingen van buitenaf, of het nu vanwege klimaatcatastrofes of vijandige staten was. Meteen was er een run op bepaalde producten: waterfiltertjes waren lang uitverkocht, en noodradio's kon je ook nergens meer krijgen. Toch werd er door veel stoerderig doenden nog lacherig over gedaan. En ik herinner me een artikel uit diezelfde tijd, waarin een linkse prepper ons uitlegde, dat preppen vooral door witte oude mannen voor zichzelf en hun gezin gedaan wordt, en geen sociale of solidaire manier van bezig zijn is, en dat je als linkserd toch vooral ook voor je buren wilt zorgen. En dat je na een ramp niet in je eentje in een bunker kon gaan zitten... ik weet nog dat ik toen al dacht: tja, maar wat moet je dan, als er niemand mede-solidair gaat zijn?
Maar daar zit ik dan: in m'n eentje in een bunker.

Het is hartje winter inmiddels, het heeft vannacht gesneeuwd, en natuurlijk had ik dat niet zien aankomen - ik ben toch geen weerman. Ik vond het wel wat grijs, aan het eind van de middag, maar dat is het wel vaker. Ik had juist besloten op zoek te gaan naar die wijn, waar ik zo naar verlangde. Dry January my ass, dacht ik. Ik sta al maanden droog! en dus had ik me warm ingepakt, zaklamp en koevoet mee, rugtas en gaan. Ik besloot naar de verste te gaan, des te meer afleidingsmanoeuvres kon ik bedenken als er toch iemand zou blijken te zijn, en kon ik me verschuilen in het duin.

Ik had een paar keer een paar uur geobserveerd, op verschillende dagen en tijdstippen, en nooit was er enig leven te bekennen. Ze hadden me niet aan kunnen zien komen, want ik was via het duin gegaan - het is een stuk lastiger lopen, maar zodoende kon ik goed uit het zicht blijven. En ik kon me niet voorstellen dat ze in zo'n restaurant ook een periscoop hadden geïnstalleerd, dus durfde ik voorzichtig naar binnen te gaan, nadat ik een half uurtje had gewacht tussen het inmiddels dus besneeuwde helmgras. Het was behoorlijk koud, maar goed, ik moest er wat voor over hebben.

De ingang was inmiddels geheel weggeslagen door de zee, maar via het duin erachter lukte het me met een gevonden plank aan de achterkant op de omloop te komen. Na ieder geluid dat ik maakte stond ik even stil. Ik had geen licht gezien, geen geluiden anders dan de zee gehoord. De deur naar de keuken was scheefgezakt in de sponning, en het duurde even voordat ik het ding kreeg opgetild en open kon doen. Het knerpte van het zand dat overal in was gewaaid. Weer stond ik even stil te luisteren. Niets.
Ik knipte de kleine zaklamp aan, ik had er een stukje van een oud tshirt overheen geplakt, zodat het wel licht gaf, maar heel flauw, zodat het niet buiten zichtbaar zou zijn.
De vloeren waren nog goed begaanbaar, in de keuken althans. Eén raam was uit het kozijn gezakt, daar lag een hele berg zand binnen, over het aanrecht en op de vloer ernaast. Er waren geen voetstappen te zien in het zand. In een hoek, naast een paar koelkasten waar het nogal stonk, stond een grote stapel dozen. Et voilá: wijn! Ze hadden blijkbaar net ingekocht voor de laatste weekenden van het seizoen. Rode wijn, witte, rosé. Ik had een kurkentrekker mee moeten nemen, want nu moest ik er naar op zoek. Eerst proefde ik de rode wijn. Prima! Eigenlijk ben ik niet meer zo van de witte, dus ik vond het wel best, en stopte 4 flessen in mijn rugzak, waar ik oude tshirts in had gestopt om er tussen te doen, zodat het niet zou gaan klinken achter op mijn rug.
Er was een soort kelderdeur, die was niet eens op slot, en daaronder stond een trap naar het strand, waar ik makkelijker af kon dan weer dat gedoe met die plank. Het was gelukkig niet heel erg hoog, het zand had zich nogal opgehoopt en de trap stond daardoor stevig ingeklonken. Ik had in de duinen een grote tak van een dennenboom gescoord, waarmee ik mijn sporen zo goed als het kon uitwiste. Achteruitlopend vertrok ik richting bunkerhuis. Het waaide bijna niet, en het strand was bizar wit en uitgestrekt. Pas na een tijdje vond ik dat uitwissen wel voldoende, en zette het op een lopen. De tas klotste nogal, maar ik trok hem dicht tegen me aan en zo was het wel te doen. Mijn uithoudingsvermogen was een stuk verbeterd in de laatste maanden, en zo lukte het me toch een kleine twintig minuten te joggen, en bij een duininham ging ik de duinen in, en verstopte me weer een tijdje tussen het helmgras. Ik was zelf inmiddels veranderd in een sneeuwpopje, dus ik viel niet meer zo erg op. Zo lag ik een tijdje voorzichtig rond te gluren. Niemand.

Het bleef een vreemde gewaarwording, dat er helemaal niemand anders hier was. Ik begreep er niet veel van. Was ik dood? Leefde ik in een andere werkelijkheid? Wat was er gaande? Mijn gedachten bleven dezelfde kringloop gaan, waarschijnlijk zou ik het pas kunnen weten als ik een ander mens zou tegenkomen. Maar zelfs dat was onzeker: stel dat die in een andere bunker had gezeten, wist-ie misschien ook helemaal niets.

Zachtjes sloop ik terug naar mijn bunkerhuis. De beveiliging die ik had ingesteld was nog intact. Binnen pakte ik mijn tas uit, zette alvast een fles wijn klaar bij mijn lievelingsmok, kleedde me om en ging op de hometrainer warm worden, en meteen zo wat elektriciteit opwekken, win-win. Al voelde ik me wel klote-alleen, verlies-verlies. Nadat ik me suf en warm had getrapt, stelde ik me voor die bij elkaar op te tellen, zodat ik op 'neutraal' uit zou komen, en schonk mezelf wat wijn in.

terug naar boven

8. Eeuwige twijfel. Veel mensen geloven in een god, en dat geloven is een zeker weten. En dan zijn er mensen die denken dat er heel misschien iets meer tussen hemel en aarde zou kunnen zijn, mogelijk, we weten het niet, en dat geloven zou je beter eeuwige twijfel kunnen noemen.
Ik zou mezelf bij de laatste categorie plaatsen; ik heb geen fucking clue, en soms denk ik dat goden niet bestaan, het is te bizar en alleen een sprookje. En soms als er iets heel sporadisch goed gaat, zou ik wel iemand willen bedanken, maar wie? Het noodlot, de drie spinsters? De weergoden, God, Jezus, wie?

Ik wilde bedanken voor de fantastische wijn.
Het was als Goudhaartje die meteen in het juiste bedje was gaan liggen: de smaak was niet te wrang, niet te zoet, heerlijk fruitig met donkerrode sappige kersen, warme vanille en een hint van noten.
Eindelijk was ik wat opgewarmd, en ik pakte wat toast en kaas. Kaas? Ja, er lagen 10 blikken kaas - en het was nog goed te eten ook. Lichtbelegen, met een wat rokerige smaak, paste prima bij de wijn.
Ik dacht aan het jaar vóór De Knal. Dat ik net in het nieuwe huis woonde, vele wandelingen maakte door de duinen, tot een irritante voetblessure dat een stuk lastiger maakte. Hoe ik er maanden over deed om een soort balans te vinden tussen voldoende rust en voldoende beweging - wat eigenlijk dus gewoon summiere beweging was, en dat was niet prettig. Het deed nog steeds pijn, maar ik had hier weinig tijd om daar al te lang bij stil te staan (pun not intended...).

Hoe zou het met Fabiënne zijn? Ik had zo graag gebeld, maar nog steeds werkte er niets. Jaren terug woonde ze op een kleine boot, zonder stromend water of wat dan ook. Het toilet was een emmer naast de houtkachel, en ze vertelde vaak hoe ingewikkeld het eigenlijk was, zo off-grid leven. Want voor alle dagelijkse behoeften moest je extra veel moeite doen. Water halen in jerrycans, dat moest gekookt voor gebruik voor eten of drinken. Hout halen dan... gelukkig had ze een auto. Maar het was gewoon veel gedoe.
En dat is hier ook wel, maar er is hier tegelijkertijd ook niet veel anders te doen. Dus het is niet erg. En... er is hier wel stromend water! In het begin vertrouwde ik het niet, het kraantje bij het schattig ouderwetsche wasbakje. Er was ooit een plaatje met de tekst 'drinkwater' op de leiding gemonteerd; de tekst was inmiddels nog net leesbaar. Ik filterde het de eerste dagen. Tot ik dacht: misschien toch maar eens proberen, voorzichtig. Het zag er op zich goed uit, het rook niet vreemd. Dus nam ik een paar slokjes, en wachtte 2 dagen voordat ik er iets meer mee deed. Ik werd niet ziek, en dus besloot ik het maar gewoon te gebruiken.
En dat scheelt een hoop gedoe, want al heb ik zeewaterfilters, het is veel werk en gedoe, en je hebt maar kleine hoeveelheden tegelijk.

Verwarming was hier wel een probleem.
Ik had een klein ventilatorkacheltje gevonden, en die kon gelukkig aangesloten op de generator, maar gebruikte zoveel stroom dat ik bij moest fietsen. Het was wel een manier om een ruimte wat op te warmen toch, en beter iets dan niets. Er was één wat kleinere ruimte, die ik daarmee in vrij korte tijd warm kon krijgen. Als ik het heel erg koud had, zette ik het kacheltje daar aan, ging een tijdje fietsen (daarvan krijg je het ook warm) en dan kon ik daarna uitrusten bij het kacheltje; ik had het er enigszins gezellig gemaakt - in de hele bunker sowieso, in hoeverre een BUNKER gezellig te maken is.
En ik zat altijd in meerdere dekens gehuld, en als het dramatisch koud was, ging ik weer even op de hometrainer. Het was allemaal niet ideaal, maar dat leek me logisch in extreme tijden. Het was inmiddels bijna april, het was langer licht en dat gaf me wat nieuwe kracht. Ik kon langer buiten zijn, en ik voelde me wat sterker worden.

De wijn smaakte prima, en ik zat wat te peinzen over dingen die ik zou kunnen doen de komende tijd. Ik zou een index kunnen maken van de voedselvoorraad en andere benodigdheden. Waarschijnlijk ongelofelijk nutteloos, maar wel een aangename bezigheid. Mijn blik dwaalde door de ruimte. De donkere gang aan de linkerkant had ik afgeschermd met een deken, want ik vond het een eng zwart gat. En in dat zwarte gat waren nog de twee deuren die ik nog niet had opengebroken. Misschien moest ik me daar de komende dagen eens mee bezig gaan houden.
Na een paar bekers werd ik melancholiek. Later werd ik droevig. Ik voelde me zó alleen. Gelukkig had ik in de voorgaande coronajaren het bittere voorrecht gehad door de gehele maatschappij vergeten te zijn, en ik herinnerde me maar al te goed, hoe graag ik toen ook gezellig mee had willen doen met alle feestjes en partijtjes, de etentjes, de vrijmibo's die ik als ik door de donkere straten voortsjokte van buitenaf kon gadeslaan.

Kort voor De Knal nog, het was een koude mistige avond en in het warm verlichte eetcafé in de enige winkelstraat van het dorp stonden groepjes mensen leuk en borrelig te doen, het was aan het eind van een vrijdagmiddag dus dit moest wel een vrijmibo zijn: iedereen droeg de nettere kantoorplunje. Licht verlangend naar vervlogen tijden keek ik even naar binnen, wat mensen die dichtbij één van de ramen stonden keken opeens allemaal terug - ik schaamde me, voelde me als de eeuwige zwerver; er was duidelijk een opmerking over mij gemaakt, omdat ze allemaal tegelijk zo naar me keken. Maar goed dat ik niets gehoord had, en ik deed mijn best niet hun gezichten te zien - de lachjes, de ogen, ik wilde niet weten wie ze waren, ik wilde ze niet onthouden om ze steeds weer voor me te zien als ik me rot voelde.

Hier in de bunker zag ik de mensheid dan wel niet, maar ik vermoedde dat ze nog wel ergens waren, en ik voelde me dom dat ik hier alleen was. Tegelijkertijd drong zich toch ook weer het gevoel op, dat ik hiervoor klaargestoomd was, dat ik dit moest doen, maar voor wat, voor wie, en meer nog: wát diende ik hier te doen?

We kennen allemaal de verhalen over mannen die bijna geheel verwilderd terug waren gevonden ergens diep verscholen in één of andere jungle, die jarenlang in de veronderstelling waren geweest dat er nog oorlog was. Was ik zo iemand? Zou ik dat worden? Was er oorlog? Wat moest ik doen in godesnaam?!

terug naar boven

9. Een ondergrondse verrassing. Leve de koevoet! Zo'n ding weegt al gauw 2 kilo, maar het komt in allerlei situaties goed van pas.
De dag na de wijnbeleving voelde ik me ietwat zwakjes maar het was biologische wijn dus had ik geen last van hoofdpijn. Ik had nergens zin in, en om dat landerige gevoel tegen te gaan besloot ik een poging te doen de twee deuren achter het gordijn te gaan openen. Het waren wat vreemde deuren: ze waren van staal, en dat was niet zo vreemd, maar de deurposten zagen er vreemd uit. Het leken wel van die stalen kluisjes in kleedkamers, of scholen, maar dan IN de muur gemonteerd. Misschien was dat gewoon logisch in een bunker? Er zaten geen hangsloten op, maar een inwendig slot, en met mijn koevoet probeerde ik te wrikken en te poeren, en de boel verboog hooguit 2 millimeter, dus dat schoot niet op. Tot ik op het idee kwam, om tussen de muur en de deurpost te gaan wrikken. En dat ging een heel stuk beter, vooral omdat de muur afbrokkelde en er al vrij snel een gat ontstond achter de deurpost.
Toen bleek het opeens een fluitje van een cent te zijn, hoewel het me nog wel behoorlijk veel kracht en gewrik kostte - ik ben nu eenmaal niet zo groot of sterk.

Toen ik de deurpost had weten los te krijgen, kon ik met wat heen en weer duwen de deur inclusief de post als het ware openvouwen. Het maakte een naargeestig geluid, en een paar keer dacht ik dat er buiten iets was, en hing ik aan de periscoop. Niets te zien gelukkig.
Er kwam een wat muffe lucht uit de ruimte achter de deur, het leek heel erg op zo'n legerdumpstore geur, zo'n stoffige, wat schimmelige geur. Even herinnerde ik mij de broeken die ik van oude legerbroeken maakte... járen gedragen die dingen. Het gaf me heimwee. Maar ik moest door nu, en ik scheen met mijn zaklamp de muffe ruimte in. Het was een gang. Ik pakte de kaart erbij die ik gemaakt had, en schetste het eerste deel er meteen in. Waar zou deze heen leiden?

Ik pakte een rugtas met wat allernoodzakelijkstheden, barricadeerde de bunker van binnen en zette de opengebroken deur goed klemvast zodat die niet dicht kon vallen, en ging op onderzoek. Ik had ook twee noodlampen mee, zodat ik wat meer licht in de angstige duisternis kon scheppen. En ik had een bezem meegenomen, en veegde zo voor me uit, en sloeg er spinnewebben mee uit de lucht, voordat ze in mijn gezicht kleefden. Het was een vrij lange gang, halverwege zat links een houten deur, met een hangslot. Die liet ik even voor wat het was, maar zette er wel een lamp neer, en vervolgde de langegangweg. Aan het einde was een soort kamerruimte, uiteraard zaten er geen ramen in, er stonden wat daadwerkelijke lockers, waaarvan er één dicht zat met een hangslot, de andere 5 waren open. Daar hingen wat overalls, bovenin lagen twee gasmaskers en er lag een tijdschrift, dat bij nadere inspectie een gay seksboekje was uit de jaren 70, de meeste mannen hadden óf een matje of een hangsnor. Ik had geen tijd de rest te beoordelen op hun culturele tijdsaanduiding, hoewel er waarschijnlijk meer schaamhaar te zien was dan tegenwoordig?

Ook hier was een houten deur met een hangslot, dat ik er makkelijk vanaf wist te slopen met de koevoet. Achter de deur was een tunnel, zo één die je in films wel eens zag misschien. Eerst was er een kleine trap van zes treden naar beneden, en vandaar was de tunnel gestut met balkenconstructies. Het was vrij laag, ik kon er net in staan, maar bij dwarsbalken zou ik moeten bukken.
Bij het trapje hing een blusapparaat, en een houten kastje waarin ik een kaart vond. Ik besloot de kaart mee te nemen, en niet zomaar die tunnel in te gaan. Een paar van de lockers sleepte ik tot voor de houten deur, om die te barricaderen legde ik ze op hun kant ertegenaan, want je weet maar nooit of er iets of iemand van een andere kant zou kunnen komen.
Terug naar de deur waar ik de noodlamp had gezet. Ook die kreeg ik snel open, en ook hier ging een trapje naar beneden, en hing er een blusapparaat en een kastje. Maar naast het kastje zaten een paar lichtschakelaars, en het leek me onzinnig maar toch knipste ik er één aan, en tot mijn grote verbazing floepten er een aantal TL-balken aan, en bleek er een grote ruimte met allerlei apparatuur te staan.
Wat. De. Fak.
Ook de andere schakelaar deed een aantal lampen aangaan, en zo stond ik dus opeens in een zee van licht, in wat een soort commandocentrum leek. Zo op het eerste gezicht leek alles buiten werking gesteld, of in ieder geval niet aan te staan. Tot ik in de verste hoek, links, waar ook weer een houten deur zat met een hangslot erop (...) een rood lichtje zag flikkeren. Heel kort, zoals bij een rookmelder. Dat je het niet helemaal zeker weet of je het nu goed zag. En dat je dan je ogen niet dicht wilt doen, omdat je anders het bevestigende volgende knippertje mist. Dus even stond ik daar als een konijn naar die deur en omgeving te staren, en jawel, nóg een keer een lampje, en dat vond ik best vreemd voor een plek waar blijkbaar al jaren niemand meer was geweest.

Tot mijn grote opluchting was het inderdaad gewoon een rookmelder. Even had ik gedacht aan een camera. Maar dat zou superdom geweest zijn; als er een camera zou hangen, zou die waarschijnlijk zeer verdekt zijn opgesteld - ik was er nog geen één tegengekomen. Maar in deze ruimte kon ik van alles verwachten, zo te zien.
Naast de deur stond een ouderwets stalen bureau, de lades waren niet eens afgesloten en ik vermoedde dat dat alleen maar was omdat de sleuteltjes verdwenen waren, zoals die altijd kwijtraken. Eerst leg je ze op je bureau, dan bewaar je ze in één van de lades, en dat is het begin van het einde: er is maar één verhuizing voor nodig, één besluit om de sleuteltjes 'even' ergens anders op te bergen, et voilá: pleite zijn ze.

Ik durfde bijna geen geluid te maken, alles klonk hol en versterkt. In de bovenste lade lagen sigaretten, een pijp, lucifers, waxinelichtjes, pennen en potloden, wat gummen, paperclips en twee doosjes met kogels... Geen wapen? De middelste la zat vol documenten, bovenop lag een goed bewaard gebleven kaart die er een stuk beter uitzag dan die ik eerder in mijn tas gestopt had. Geen idee of het dezelfde waren, maar dat zou ik later wel uitzoeken. Dus ook deze ging in de tas. De paperassen leken diverse dienstbevelen, contracten misschien, het was allemaal in zeer militair-ambtelijke taal. En zeer gedateerd, 1956 was het eerste jaartal dat ik tegenkwam.
In de onderste la lag alleen een dikke, legergroene trui, maar toen ik deze uit de la pakte kletterde er een pistool uit. Ik schrok me wezenloos! Godsallemachtigejeeezusnogantoe, welke idioot... Ik had nog nooit een pistool vastgehouden, behalve dan een zwart ontmanteld alarmpistool, waarmee ik als kind speelde. Dus met mijn voet schoof ik het ding voorzichtig onder het bureau, met de loop richting muur, voor het geval de veiligheidspal niet vergrendeld zat en het geladen was. Ook dat zou ik later nog wel zien.
Wat in godesnaam waren al die apparaten die er stonden? Eén leek me een ouderwets radarsysteem, maar hoe dat kon werken zonder bovengrondse radardetectiedingen, ik vermoedde dat dat allemaal was weggehaald. Er stond iets wat een zeer oude computer leek te zijn: een enorm grote kast met allerlei draden, op een soort kast ernaast stond een terminal uit het jaar Zero. Verder wat andere communicatieapparatuur, een telegraafachtig iets wellicht, een telex? Het leek wel een museumzaal. Alles stond langs de muren opgesteld, met hier en daar een bureau waar al jaren niemand meer aan had zitten werken, zo te zien aan de stoflaag. Hoewel...

In een nis die je snel over het hoofd zou zien, rechts van de kleine trap, stond een tafel met een stoel, er lag een tas op de tafel, zo'n wat truttige, bruin leren aktentas. Al van een paar meter afstand zag ik het: hier lag geen stof op. Geen stof, of dan slechts een klein beetje. HOE kon dat? Dan moest er vrij recent nog iemand zijn geweest! Het was wat donker in de nis, en ik veegde met mijn vinger over de tas om een paar stappen terug in het licht te kijken. Gelukkig, het was toch wel stoffig, alleen lang niet zo erg als de andere meubels en apparaten. Dit was hooguit van een paar maanden, een jaar misschien? Ik keek in de tas, misschien... en ja, er zat een agenda in, van 2022. Er stonden wat summiere aantekeningen en afspraken in genoteerd, tot 25 maart. Daarna was het helemaal leeg.
Zou ik daaruit kunnen concluderen dat er na die tijd niemand meer was geweest hier? Waar zou die persoon zijn? En wie was het? In de tas zat verder een lunchtrommel met wat broodkruimels, een zonnebril in een luxe brillendoos, een pakje mondkapjes, en een doosje coronazelftests. Het eerste dat in mij opkwam: zou deze persoon corona hebben opgelopen toen, en daardoor heel ziek zijn geworden, misschien wel overleden zelfs? Maart 2022 was één van de grootste coronapieken, als ik het me goed herinnerde, en meteen ook de tijd dat De Maatregelen werden opgeheven. Naast de tafel stond een prullenbak, en kijk eens aan, er lag een zilverkleurige verpakking, wat zakdoekjes, en verdomd: er lag een coronatest in. Het was vast niet meer besmettelijk, maar toch was ik blij dat ik handschoenen aan had.

terug naar boven

10. Fotomoment. Een zonsondergang in de duinen: blauwe lucht met rechts de zon achter de wolken in allerlei kleuren, een kleine duinpan met begroeiing rondom en links een in het duin opgaande schuine bunkervorm in verweerd bruin en grijzig beton.
Het bovengrondse deel van mijn ondergrondse onderkomen.

terug naar boven

11. Duisternis.

Ben je ooit helemaal alleen ergens geweest, dat er in de meest wijde omtrek die je maar bedenken kunt geen mens aanwezig was? En dat dan ook nog eens in het donker...
Sinds in deze bunker sliep ik vrij licht, ik denk vanwege het altijd aanwezige gevaar. De vrees dat er enge personen binnen komen vallen, zoiets. Hoe verdedig ik me? Het pistool dat ik vond, heb ik mij heel voorzichtig eigen gemaakt. Doodeng vond ik het, maar inmiddels heb ik een paar testschoten gelost in de tunnel die ik ontdekt had, daar was waarschijnlijk toch niets, en dan zou het geluid ook niet iemand bovengronds kunnen alarmeren. Hoopte ik dan maar. Ik was wel even bang voor instortingsgevaar. Tegelijkertijd had ik niet het plan ooit die tunnel in te gaan, ik vond het veel te eng, en stel dat ik de weg terug niet meer vond, en daar ergens vast kwam te zitten, of dat het inderdaad zou instorten. Gruwelijk, en dat terwijl ik hier nu al zo'n tijd was en nog steeds in vrij goede doen, fysiek dan. Psychisch was een ander verhaal. De eenzaamheid slokte me op, en ik deed ontzettend mijn best om door dagelijkse rituelen een soort houvast te hebben, iets waar ik in mogelijk zwaardere tijden rust in zou kunnen vinden. Schrijven, tekenen, dingen maken, bedenken, en de dagelijkse huishoudelijke beslommeringen: het gaf me een heel klein beetje het gevoel toch iets nuttigs te doen.

Steeds vaker echter twijfelde ik aan de noodzaak om nog in de bunker te blijven. Kon ik niet eens naar huis, al was het maar om even te kijken hoe het er allemaal bij stond inmiddels in de bewoonde wereld? Het was eigenlijk onzin om zo te denken. Stel dat iedereen weer terug naar huis was gegaan, en de wereld weer gewoon z'n ding deed als voorheen, dan had ik ook al hier in het duingebied weer mensen gehoord of gezien. Of op het strand. Maar nog steeds had ik geen mensentekens van leven gezien. Vogels waren er, heel veel vogels. En vossen! Ze leken mijn allenige aanwezigheid te tolereren, waarschijnlijk hadden ze allang in de gaten wat mijn leefschema was, en bleven ze zoveel mogelijk veilig uit de buurt.

Ik vroeg me af, of ik er goed aan deed hier te blijven.
Moest ik niet op zoek naar anderen? Of naar wat er nou toch eigenlijk gebeurd was? Maar hoe?

Ik hield nauwgezet een kalender bij, hoewel ik me ook daarvan steeds meer ging afvragen wat het nut nog was. Als er helemaal niemand meer is om mee af te spreken, er geen enkele instantie of andere gelegenheid is waar je moet zijn op een bepaalde dag of tijd, waarom zou je dat dan toch nog bijhouden? Waarschijnlijk omdat alle andere zekerheden verdwenen waren, en dit ook een beetje bijdroeg aan de houvast die ik nodig had, bleef ik er dagen bijtekenen. Gelukkig had ik stapels papier gevonden in het commandocentrum, en kon ik er lustig op los fröbelen en gekke lijstjes maken en van alles gaan bijhouden. Alles om maar niet gek te worden van de verlorenheid die ik zo hevig voelde.

De volgende dag was een zondag en mijn verjaardag, 13 april, en ik zou 60 worden. Hoe zoiets te vieren, alleen? Nou had ik daar door de pandemie al een voorproefje op gekregen; ik had al jaren geen feestjes meer gegeven door alle mensen die verloren waren geraakt, verdwenen waren in vervelende toestanden, nare woorden, gemene dingen. De vele jaren eenzaamheid bleken me nu goed van pas te komen, al was dat vast te sarcastisch gedacht, maar who cares als je tussen de meeuwen op een duintop naar de zee zit te staren, de zee die maar doorrolde en doorgolfde en maar zout bleef en eindeloos en één en al horizon. Waar nooit iets anders gebeurde dan het weer.
Op zich wel mooi, en ik kon nog steeds genieten van de immense vergezichten, en dat allemaal voor mij alleen! Veel liever had ik het met iemand gedeeld.
Soms stelde ik me voor, dat er op een andere duintop, honderden kilometers verder naar het zuiden, misschien ook wel iemand in de duinen overleefde. Iemand die ook naar de horizon keek en zich vertwijfelde over van alles. Iemand even eenzaam, even bang.

Het was zwoel weer, het leek wel even zomer.
Om twaalf uur 's nachts sprak ik de tweede fles wijn aan die ik in het beachrestaurant had buitgemaakt, het was tenslotte feest! HOERA voor mezelf, dacht ik en schreef het in het zand: HOERA VOOR MEZELF! en wachtte hoe het langzaam werd gewist door de golfslag. Het werd wat bewolkter, maar de volle maan had nog vrij spel en het zilveren water betoverde mijn licht benevelde gevoelens. Rond een uur of twee stak er een windje op, dat al snel sterker werd. Het was nog steeds niet echt koud, maar aangenaam was het ook niet meer, en ik besloot terug naar de bunker te gaan.

De maan was inmiddels geheel achter wolken verdwenen, het strand en de duinenrij zagen er duister en onherbergzaam uit. Misschien kwam het door de wijn, maar opeens was ik alle vertrouwen in de omgeving, mezelf, het leven, en alla: de volledige mensheid ook maar meteen, ik was het helemaal kwijt. Het leek alsof er gedaanten achter het helmgras op me wachtten, en ik durfde niet meer voor- of achteruit te lopen. In paniek liet ik me vallen in het zand, misschien zouden ze me dan niet zien - onzinnig want als er echt gedaanten waren hadden ze me al lang in de smiezen gehad. De angst die ik al maanden met me meedroeg, in iedere beweging, in iedere gedachte, in alle vezels van mijn zijn had het zich genesteld en ik werd er opeens volledig door gegrepen.
Ik bleef zo stil mogelijk liggen op het strand. Dan zouden ze me vanzelf wel komen pakken, ik kon er niets meer aan veranderen. Gelukkig had ik mijn dekentje nog, dat ik over me heen drapeerde. Wanneer zou het vloed worden? Lag ik ver genoeg, of zou ik nat gaan worden?
Ik durfde niet meer naar de duinen te kijken. Ik luisterde aandachtig, hoorde bij wijze van spreken ieder grassprietje of golfje, de wind die langs het zand woei, het zand tussen mijn kiezen, mijn haar knisperde bij mijn oor, de kraag van de jas kraakte veel te hard bij iedere beweging, en dus lag ik zo stil mogelijk. Voor gek, dacht ik, je ligt voor gek. Maar ik kon het niet veranderen.

terug naar boven

12. Informatie.

Ik lag dus wel net over de vloedlijn, en toen het water begon binnen te sijpelen in mijn beneveling, wist ik me toch vrij snel uit de voeten te maken en ondanks de gestalten die me leken te staan opwachten, me toch maar richting bunker te begeven. Naarmate ik dichter bij het duin kwam, leken de figuren zich meer terug te trekken. In het duin was er niemand. In de verte werd het al licht, de eerste meeuwen lieten zich horen in schrille kreten. Bij de bunker aangekomen volgde ik altijd dezelfde manier: eerst voorzichtig naderen, verscholen achter struiken de buurt beschouwen een tijdje, en dan, omzichtig naar de ingang, met een vreemde bocht zodat ik nog oog op het verder gelegen pad had. Niet dat naarlingen persé langs paden komen, zij eigenen zich alles toe, en hebben schijt aan duinregels. Ze vertrappen en vermorzelen alles wat in hun weg ligt - zolang zij er zelf maar geen last van hebben. Ik hoopte van harte dat ze ver weg van hier zouden blijven.

Ik had een ouderwetsche manier van inbreukdetectie gevonden. In eerste instantie spande ik een draadje, maar dat moest natuurlijk zo onzichtbaar mogelijk, en niet heel strak, én het moest los aan de uiteinden zijn, zodat als iemand ertegen liep, ze het eigenlijk niet zouden merken. Maar ik wel, bij thuiskomst. Leuk bedacht, maar dit waaide weg, dus moest ik met iets anders op de proppen komen. En dus had ik met veel huisvlijt een soort bosje gemaakt van allerlei takken, en dat verzwaard aan de achterkant met een brok steen, zodanig dat het én niet weg kon waaien, maar ook niet om kon waaien of een andere vorm aannemen. Het was vrij groot en een bijkomend voordeel was dat het de bunkeringang aan het oog onttrok, én als er iemand was geweest, zou ik aan de grond eronder kunnen zien of er voetstappen waren. En omdat er mensen zijn die weten dat ze die moeten uitwissen, legde ik er ook altijd precíes in het midden een T-vormig takje onder, waarvan ik een klein deel met tomatenpuree had bestreken en laten drogen, zodat er een stukje rood was - zodat het voor mij herkenbaar was.
Het takje was nog nooit verschoven geweest.
Uiteraard zou er ook een dier mee aan de haal kunnen gaan, dus helemaal waterdicht was het systeem niet.
Het takje lag gelukkig nog op z'n plek, ook het fake-bosje leek onaangeroerd, dus klom ik erlangs en daalde af in de bunker, nadat ik het weer voor het luik getrokken had. Het was altijd wel wat gedoe, maar beter zo dan open en bloot zichtbaar zijn voor naarlingen.

Ik vond dat ik moest gaan kijken naar de apparatuur in de commandoruimte. Was daar nog beweging in te krijgen? Kon ik daar misschien bepaalde informatie mee vinden? Er waren daar ook nog een paar kasten waar ik nog niet in gekeken had, wat zou ik daar nog kunnen vinden? Voor het geval ik iets bruikbaars zou vinden nog, nam ik m'n rugtas en een paar extra tasjes mee.

Het was ijzig koud in het commandocentrum, dus ging ik eerst eens kijken of daar iets aan te doen was. Tenslotte had ik de verlichting daar aan kunnen krijgen via het grote schakelpaneel (ook in 'mijn' bunkerkamertjes had ik nu verlichting, al was het heel spaarzaam). Aan een paar wanden waren een soort elektrakachels bevestigd leek het, van die dingen met gloeiende buizen, en verhip, ze werkten gewoon! Ik wilde niet teveel verbruiken, dus ik deed er één aan om wat op te warmen, in de buurt van de computer. Ik verwachtte dat die het niet meer zou doen, zo'n oud systeem tenslotte, en áls die het zou doen, ik er niet in kon vanwege wachtwoordsbeveiligingen. Het ding ging wel aan, en meteen ook hoorde ik het nog welbekende geluid van een inbelverbinding. Wtf! Er verscheen een scherm dat inderdaad om een wachtwoord vroeg.
Zou er in één van de kasten iets liggen waar dat op zou staan? Misschien waren ze in die tijd nog niet heel wachtwoordsavvy?
Ik spitte alle kasten en laden door, en wat ik vond verzamelde ik onderwerpsgewijs bij elkaar. Kaarten vond ik, een lijst met namen, menulijsten, en lijsten met allerlei militaire spullen - misschien waren het voorraad- of bestellijsten. Er was een kluis, ingebouwd in een kast. Ik had eerder wel een schrift gevonden, met onbegrijpelijke codes, dus dat pakte ik erbij, en probeerde het laatste wat er in het schrift geschreven was. Werkte niet. Logisch, daar was natuurlijk een bepaald systeem voor. Maar welk? Misschien per datum? Ik cijferde wat en rekende me suf, en besloot mijn berekeningen dan eens op het schrift los te laten, en zowaar: het klopte. Bizar, hoe simpel was dat? Maar goed, de kluis was open. Er lag geld in, in guldens nog, oude zeer muffe briefjes, het was niet heel veel, voornamelijk kleine coupures en een draagbaar geldkluisje dat open was, met kleingeld. Er lagen een paar sleutels in, die ik meteen op een tweetal andere kasten probeerde en verdomd, deze werkten! Scheelde me veel koevoetsgeweld! In één van die kasten lagen een soort dagboekjes met aantekeningen, twee stapeltjes van ongeveer 10 stuks, en een stapeltje met 2. Die laatste pakte ik en zag dat het bovenste exemplaar het laatstgebruikte moest zijn geweest. De laatste datum die daarin was opgetekend was 1985. Er stond wat gebazel over dat er een bestelling ontbrak.
Maar op dezelfde bladzijde stond een vage afdruk van iets dat met grote blokletters was geschreven, op een ander blad dat op dit blad gelegen had, een kladpapier of zo. Na enige bestudering probeerde ik de code uit als wachtwoord, en als gebruiker dan maar het gebruikelijke 'admin' en hallelujah, ook in de computer was ik nu binnen. Bizar, en ik dacht aan hoe ik ooit dit verhaal zou vertellen, en dat niemand me zou geloven...

Op het jaren-nul bureaublad stonden wat mappen met van die leger-namen, afkortingen die samengesteld uiteindelijk zelfstandige begrippen worden. Bevo, bijvoorbeeld, is Bevoorrading. Je ziet het ook bij politie (de bratra) en post en misschien bij nog veel meer instituties.
Waar moest ik op letten, naar wat was ik nu precies op zoek?
Dit was zo'n moment van de ontelbare momenten dat ik graag wat hulp had gehad. Lang alleen zijn is niet heel goed voor het brein, denk ik. Ook de constante stress die er toch was, angsten, teveel piekeren over wat ik moest of kon doen - ik had het gevoel dat ik meer dan ooit tevoren alles op rijtjes wilde krijgen, om overzicht over de situatie te houden.
Ik pakte wat papier van de stapel die ik had gevonden, en probeerde daarop een overzichtje te maken van wat ik wilde weten, en hoe ik dat zou kunnen (proberen te) vinden. Allereerst wilde ik weten, of ik op één of andere manier aan informatie kon komen, en dan specifiek informatie over hoe de wereld er nu aan toe was. Zouden er nog nieuwskanalen zijn te vinden? Via de radio? Was er nog iets van een internetverbinding?

De computer leek te blijven hangen bij het inbellen, en toen ik na wat geklik en gezoek de inbelspecs vond, leek het me ook wel een erg oud en lang voorbij adres te zijn. Ik ging op zoek naar de fysieke aansluiting, want als ik daar mijn laptop aan zou kunnen hangen, was het een stuk makkelijker misschien. Of ik zou de specs vanuit mijn laptop kunnen invoeren op deze oude bak.

God, ik herinnerde me opeens weer mijn eerste schreden op het internet, in 1996, ook nog op zo'n grote bak met een beeldscherm van ongeveer 2x2 meter. Ik had een boekje gekregen, waarin één en ander stond uitgelegd, maar het bleef wel wat abstract allemaal. Op zeker moment had ik dan een inbelverbinding, ik had wat groepen aangeklikt en een naam, en opeens hoorde ik een stem: "Hello?" Ik had geen flauw idee wat te doen. Ik had geen microfoon, hoe kon ik terugpraten? Kwam die stem wel uit de computer? Toen werd de verbinding weer verbroken en verbijsterd zat ik achter het scherm. Wat was er gebeurd? Wie was dat? HOE gebeurde dit?
Niet lang daarna lukten er wat meer dingen, kon ik via wat groepen en email communiceren, en langzamerhand vond ik mijn weg op het wereldwijde web.

Ik voelde me weer teruggeworpen naar die tijd, of nog verder daarvoor. Ik probeerde mijn laptop aan te sluiten, maar er gebeurde helemaal niets. Echter toen ik de specs van mijn laptopverbinding op de oude bak invoerde, gebeurde er wel wat. Er leek een verbinding tot stand te komen, want het inbelgeluid bleef niet in een eindeloze loop gevangen. Ik vond iets dat een soort uitgeklede browser leek, ik typte mijn eigen websiteadres in de balk en verdomd: ik had verbinding! Good lord! Het zag er allemaal niet uit natuurlijk, maar het was duidelijk mijn website, de tekst was gewoon goed leesbaar, alleen was de complete layout verdwenen.

Ik spoedde me naar nos.nl, het eerste dat in me opkwam. Verdomd, ook dat werkte! Ook hier alleen tekst, maar evengoed leesbaar. Datums in de brij teksten vinden was lastiger. De Knal was op 15 november. Bovenaan de pagina leken wat items te beginnen, en de eerste datum die ik kon ontcijferen was 22 november. Zou dat ook meteen het laatste bericht op de site zijn geweest? Alles leek door elkaar te staan, door het ontbreken van de opmaak. Dus opende ik de paginabron, zodat het makkelijker zoeken en teruglezen zou zijn.
Het was een kort stukje, het leek in grote haast geschreven, bijna staccato, in telegramstijl. Men moest zich aan de noodverordening houden, en alle bevelen van het nieuwe gezag opvolgen. Nieuwe gezag? Was er een coup gepleegd? Maar waarom was er dan niemand terug naar huis gegaan?
Ik deed mijn best rustig te blijven, en niet alles tegelijk te willen lezen. Ik F3'de me door de html-brij, op zoek naar die 15 november. Dáár moest ik mee beginnnen, en dan terug omhoog, en maar kijken of ik van de summiere teksten een begrijpelijk verhaal kon maken.

terug naar boven

13. ....., die niet wint.

We kennen allemaal die momenten, dat je dingen kwijt bent, uren zoekt en zoekt en zoekt... maar niets vindt. Het blijft knagen: het móet toch ergens liggen! Het kan toch niet zomaar weg zijn?
Hoe naarstig ik ook in die code zat te loeren naar ook maar een sliertje tekst van enig moment in november, ik vond het niet. Dagen later begon ik aan mezelf te twijfelen. Had ik wel goed genoeg gezocht? Had ik niet gewoon iets gemist? Maar ik had alles op alles gezet: uren had ik heen en terug zitten scrollen door de code en de flarden tekst. Op 15 november vond ik de gebruikelijke stukjes, waarin nog niets aan de hand was. Daarna was er abrupt helemaal niets. Tot aan het stukje tekst van de 22e, en dat was het enige.

Steeds vaker vond ik mezelf in tweestrijd: hier in het duin blijven, of op onderzoek gaan in de bewoonde (of onbewoonde?) wereld. Het meest veilig voelde ik me hier - met de nadruk op 'meest' want volledige veiligheid was mij al nooit ten deel gevallen, en dat was hier niet anders, zelfs in afwezigheid van anderen. De wijde wereld intrekken zou meer onveiligheid betekenen, en kon ik dat nog wel aan? Supplies had ik nog in overvloed, hoewel dat ook eindig was. Als ik níet op onderzoek uit zou gaan, moest ik in ieder geval een plek vinden om groenten te verbouwen. Ik wist een moestuincomplexje niet heel ver inlands, met de fiets zou ik er in ongeveer 20 minuten zijn: 10 minuten naar de verstopplek van de fiets door de duinen lopen, dan 10 minuutjes fietsen.

Met enige regelmaat poogde ik mijn fiets in goede staat te houden. Ik had 'r ergens vlakbij een fietspad verstopt, onder een stuk camouflagezeil dat ik in de bunker had gevonden, onder een struikige toestand in een duinpan, die niet vanaf de weg zichtbaar was (wist ik, omdat ik daar in vroeger tijden nog weleens met m'n plastuitje had staan wateren). Af en toe pompte ik de banden wat op, smeerde ze in met vet tegen uitdroging, en fietste er dan even een stukje mee heen en weer op het fietspad, om te checken of alles nog werkte. En dat deed het steeds weer, gelukkig. Dan borg ik haar weer zorgvuldig op, liep weg en verstopte me dan een stukje verder in een andere struik, om te kijken of er onverlaten op mijn pad waren gekomen. Tot nog toe niemand.

Ik besloot naar de moestuin te gaan. De staat van de tuin zou ook een goede graadmeter zijn van aanwezigheden: als er niemand meer was in het dorp, zou alles er behoorlijk verwaarloosd bij liggen. Maar als ik ook maar een stukje bijgeharkt zou zien, zou dat betekenen dat er minstens één iemand anders in de buurt zou leven. En dat zou iets goeds kunnen zijn, tenslotte hoopte ik nog altijd op medestanders, al wist ik niet waartegen of waarvoor. Het zou echter ook verkeerd kunnen lopen, stel dat het iemand met een wapen was? Iemand net zo bang als ik, die meteen begint te schieten?

Ik probeerde mezelf op te beuren door de eerste de beste dooddoener die in mij opkwam, zachtjes prevelend te herhalen.
"Die niet waagt, die niet wint..... die niet waagt, die niet wint........ die niet waagt, die niet wint....."
En pakte mijn rugtas. [wordt vervolgd]

terug naar boven


terug naar boven

Metadata
DatumTijd: 2024 jul 21, 12:12 CET
LatestEdit: 2025 apr 27, 13:52 CET
Tags:
 angst
 archiveren
 bunker
 buren
 catalogiseren
 commandocentrum
 controle
 corona-maatregelen
 Covid-19
 De Knal
 duinen
 eenzaamheid
 EHBO
 fiets
 Indexer
 indexeren
 internet
 kaart/en (geografie)
 kasteelzaal
 kluizenaar
 koevoet
 Manza
 moestuin
 ondergronds
 pistool
 preppen
 ramp
 registrator
 strandtent
 tunnel/s
 vastleggen
 vluchten
 wijn
Categorieën:
 Aan de keukentafel (overzicht) 
 Verhalen (overzicht) 
© 1963-2150 hannah celsius